woensdag 18 december 2013

Vrijdag de dertiende



Zoals jullie hebben kunnen lezen in mijn vorige post, kon ik de geplande conferentie van afgelopen donderdag op mijn buik schrijven. Catherine en ik hadden maanden geleden al vastgelegd dat we het daaropvolgende weekend ook in Jeruzalem zouden doorbrengen. Op het programma stond wat christmas-shopping, samen iets gaan eten en op zaterdag ook een uitstap maken naar de Palestijnse West Bank. De sneeuw leek echter roet in het eten te gaan gooien. Toen we op vrijdagochtend het Israëlisch weerbericht bekeken, overwogen we dan ook om ons weekend gewoon te annuleren. Maar dat ging natuurlijk niet zomaar: onze overnachting in Jeruzalem was non-refundable, en de tourorganisatie zou ons niet zomaar willen terugbetalen, twee dagen voor de uitstap. Om die reden hakten we uiteindelijk de knoop door. We zouden de trip toch maken, maar veiligheid boven alles met die hoeveelheid sneeuw: we zouden de trein nemen, en niet de sherut of eender welk ander transport op vier wielen.

Omstreeks half één stapten we op de trein in Tel Aviv. Terwijl Catherine wel regelmatig spoort om te babysitten op haar favoriete tweeling, was het voor mij nog maar de tweede treinrit in dit land. En eigenlijk beviel het me wel: lekker warm (ah ja, want bij de minste vrieskou wordt de verwarming hier op maximum gezet), comfortabele zetels en vrij goedkope tickets (ongeveer 3 euro voor een enkel ritje van een dik uur tussen de twee grote steden). Maar na amper twee haltes liep het mis. We stonden stil in een klein stationnetje, genaamd Kfar Habbad. Al snel kwam er een mededeling over de intercom. In het Hebreeuws. Helaas begrijpen we daar nog steeds geen knijt van, maar ik hoorde wel verschillende keren het woordje Slicha. Het is een woord dat je Israeli’s niet zo snel zult horen uitspreken, en betekent ‘excuseer’. Daaruit konden we afleiden dat het wel een tijdje zou duren vooraleer we onze rit zouden voortzetten. En inderdaad: een half uur werd een uur, en een uur werd een anderhalf uur. Het was al lang niet meer aan het sneeuwen, maar er was wel veel regen. Regen! Stel je voor, de horror! Het was in ieder geval voldoende om het treinverkeer volledig lam te leggen. De soldaten in onze wagon hielden het niet langer vol, en belden een taxi om hen op te pikken in Kfar Habbad. Amper een kwartier na hun vertrek kwam de trein terug in beweging. Om twee minuten later opnieuw stil te vallen. “Zouden we er met de sherut al zijn geweest?” is één van die typische dingen die door uw hoofd spoken op dat soort momenten.




 Maar geen erg. Het was vrijdagnamiddag (dus weekend), zolang we maar veilig en wel op onze bestemming zouden geraken. Omstreeks half vier arriveerden we in station Jerusalem Malcha, de laatste halte op de route. Malcha is een wijk met onder andere een leuk winkelcentrum en het moderne stadion van voetbalclub Beitar Jeruzalem, maar ligt helaas een stevige zeven kilometer van het echte stadscentrum af. Geen probleem, denk je dan: dit is een treinstation, en dus zullen er meer dan voldoende taxi’s staan om ons op te pikken. Ik had echter één zaak over het hoofd gezien: het begon stilletjes aan te schemeren, wat het begin van de Shabbat inluidde. In Tel-Aviv zou het NOOIT een probleem zijn om een taxi te vinden op Shabbat. In Jeruzalem duidelijk wel. De drie taxi’s die zich nog de moeite hadden gedaan om aan het station te wachten, waren al lang ingepalmd. Er zat niets anders op dan te voet te vertrekken, in de hoop om onderweg ergens een taxi te kunnen flaggen langs de weg. 

Ondertussen was het echter stevig beginnen sneeuwen, en ik had er domweg ook niet aan gedacht een kaart van de stad mee te pakken. Niet dat Malcha op zo’n kaart zou staan, het ligt veel te ver uit het centrum. Maar toch, beginnersfout. Waar we sowieso niet aan gedacht hadden toen we onze koffers pakten richting Israël, ondertussen ruim twee maanden geleden, was winterkleren in te pakken. We spreken dus over een bijzonder frisse wandeling met zomerjas en –schoenen. Na een dik uur wandelen kwamen we vier lotgenoten tegen, waaronder een zekere David Miles, een Amerikaanse jood die in Jeruzalem woont. Zo zijn er trouwens heel veel, maar dat geheel terzijde. Hij was zo vriendelijk ons de weg te wijzen richting stadscentrum en lachte zijn tanden bloot tussen de vele sneeuwvlokken toen we hem vertelden dat we op weekend waren in de stad. “Wow, you really chose the wrong time to go to Jerusalem!”. Jaja, we know. En toen gebeurde het. Een taxi! De groep gooide zich praktisch voor het voertuig en de chauffeur deed verveeld zijn raampje naar beneden. “Old city, bevakasha!” “No I’m sorry, I’m going home for shabbat.” En dat was het dan. De sneeuw begon zich stilaan serieus op te stapelen en onze sokken waren natuurlijk al lang kletsnat. Na dik anderhalf uur stappen was er dan toch de verlossing: onze vriend David Miles, die ondertussen al een halve kilometer achter ons hing, had een Arabische taxichauffeur gevonden. Ha ja, die vieren natuurlijk geen Shabbat! Ze waren zo vriendelijk ons het voorstel te doen de taxi te delen. De chauffeur wou wel 60 shekel (ongeveer 12 euro). Al had die rit honderd euro gekost, ik had het voorstel nog aanvaard.

Aangekomen in Jeruzalem was het nog zo’n twintig minuten wandelen naar ons hotel. De straten waren nu volledig ondergesneeuwd en de koude wind leek door mijn gezicht te snijden. Geen zorgen, we zijn er bijna, straks een lekker warm douchke pakken. Met doorweekte kleren en een rood aangelopen gezicht strompelden we de lobby van ons hotel binnen. “Are you okay?” vroeg de receptionist enigszins bezorgd, maar toch vooral uit beleefdheid. Na het inchecken – en betalen –  was er nog wat bijkomende informatie: “breakfast is at seven, this is a map of the city,… And oh yes, I’m afraid there is no hot water. The pipes are frozen because of the snow. Sorry!” De manier waarop hij dat laatste er zo tussen moffelde bracht me eigenlijk bijna aan het lachen. Vanaf onze aankomst in het hotel had hij waarschijnlijk al zitten nadenken over hoe hij dit nieuws aan ons, twee verkleumde real life sneeuwmannen, zou moeten overbrengen. Het deed me ook denken aan mijn geliefde Fawlty Towers, want dit is exact hoe Basil het zou hebben aangepakt. “We maken er het beste van”, zei ik tegen Catherine terwijl we de trap op strompelden. De kamer zag er degelijk uit: groot bed, veel ruimte en een moderne badkamer. “Brr, het is hier precies wel fris, effe de verwarming opzetten”. In Israël hebben de meeste hotels een toestel dat zowel de rol van verwarming als airconditioning op zich neemt. Ik kreeg het ding echter niet aan de praat. Misschien lag het aan mijn beperkte technische bagage. Na een telefoontje kwam de receptionist rap even checken. Nope, geen verwarming. “I will bring you an electric heater!”, je weet wel, die toestelletjes die supermilieuvriendelijk zijn en negen keer van de tien voor kortsluiting zorgen. Slaap wel.



De volgende ochtend trokken we onze natte, ijskoude kleren aan en kwam het nieuws binnen dat onze trip naar de West Bank, de reden waarom we in de eerste plaats in Jeruzalem verbleven, was afgelast. Zucht. Ze zou nu op zondag plaatsvinden. Dat betekent een dag langer blijven in de spookstad die Jeruzalem wordt tijdens een shabbat + sneeuwstorm. We boekten online snel een kamer in een ander hotel, en na het ontbijt (dat trouwens zeer goed was) checkten we uit. Langs ons stond een Russische vrouw tranen met tuiten te wenen omdat haar kamer ijskoud was. De receptionist had haar drie verschillende kamers gegeven, alle drie even koud. Ze wou met de manager spreken, en de manager moest Russisch kunnen. Opnieuw: Fawlty Towers-toestanden.

Enfin, het tweede hotel werd uitgebaat door Russen, en die weten duidelijk wel van wanten: er was warm water, er was een échte verwarming, maar de ontvangst was dan weer koud. Geen erg, ik heb nog nooit zo genoten van een hete douche. Dat maakte werkelijk àlles goed. Na een namiddagje rondhangen aan de Western Wall en de heilige Grafkerk zochten we ’s avonds nog een plek om rap iets te gaan eten. Twee uur heeft het geduurd vooraleer we iets hadden gevonden. Urgh, ben ik blij dat ik niet in Jeruzalem woon. Heel plezant allemaal om te beleven als toerist met zon op het hoofd en een camera rond de nek, maar een ramp om ook maar iets te willen doen op Shabbat. En plus zijn veel mensen met een radicale mening, en té veel religiositeit. Neen, voor ons is het Tel Aviv all the way: strand, cafés, restaurants en 24/7 wel iets te beleven.

donderdag 12 december 2013

Een dag om niet snel te vergeten



12 december 2013. Het had één van de professionele hoogtepunten van mijn verblijf in Israël moeten worden. In Jeruzalem vond er namelijk een internationale conferentie plaats voor doctoraatsstudenten. Dat het om een conferentie gaat is op zich niet zo speciaal: ieder jaar is er wel een uitgebreid aanbod aan dat soort uitstapjes, soms zelfs op de meest exotische plaatsen. Maar het bijzondere van deze conferentie was dat ik er één van de toonaangevende onderzoekers uit mijn vakgebied zou ontmoeten. Dat is helaas helemaal anders uitgedraaid.

Mijn dag begon uiteraard in Tel-Aviv, waar de wekker al om kwart voor zes een einde maakte aan – andermaal – een slechte nacht. Ik was niet verder geraakt dan drie uur slaap. Dat had niets te maken met zenuwen voor de conferentie, ik was goed voorbereid en ik keek er vooral naar uit om nog eens naar Jeruzalem af te zakken. Maar sinds we op dit appartement wonen, heb ik het regelmatig moeilijk de slaap te vatten. Een gewoonte die ik lijk over te nemen van mijn wederhelft, avondmens pur sang.

Toen ik de voordeur achter mij dichttrok, kwamen de hagelbollen me tegemoet. De laatste dagen had het al flink gestormd hier in Tel-Aviv, en dat leek vandaag niet anders te gaan zijn. Hmm, geen paraplu om mezelf en mijn beste paar schoenen te beschermen. De koffiezaak tegenover ons appartement was gelukkig wel al open. Met een americano in de hand wandelde ik richting straathoek waar de sheruts passeren. Je weet wel, die minibusjes die de klok rond de hele stad doorkruisen. Blijkbaar niet bij slecht weer. Na een half uur bibberen besloot ik toch maar een taxi te nemen richting busstation.

Op het busstation (het was ondertussen bijna zeven uur) stapte ik snel over op een sherut naar Jeruzalem. Om negen uur zou de conferentie beginnen, ik had dus nog ruim twee uur. Jeruzalem is een uurtje rijden vanuit Tel-Aviv. Maar ja, er moest maar eens een file zijn op de snelweg, of zo. Op de sherut probeerde ik vooral wat te rusten en te overlopen wat ik allemaal zou zeggen tijdens mijn presentatie. Maar net voorbij halfweg begint een andere passagier luid te roepen en enthousiast naar buiten te wijzen: het was beginnen sneeuwen. Onmiddellijk haalde iedereen op de sherut zijn smartphone boven om foto’s te trekken. Ik haalde mijn schouders op: sneeuw, wauw zeg, big deal.

Maar al snel werd duidelijk dat dit niet zomaar een paar waterige sneeuwvlokjes waren. Het begon steeds heviger te sneeuwen, het verkeer begon te vertragen en ik maakte me stilaan wat ongerust. Zou ik er nog wel op tijd geraken? Ik vroeg de chauffeur of hij langs het busstation in West-Jeruzalem zou passeren. Daar kon ik overstappen op een bus richting universiteitscampus in Oost-Jeruzalem. De man keek me aan alsof hij nog nooit in zijn leven een woord Engels gehoord had. Een oudere Arabische medepassagier kwam echter al snel ter hulp: hij speelde tolk Engels-Arabisch voor mij en de chauffeur, en vertelde me dat we helemaal niet langs het busstation zouden passeren. Shit! Hoe geraak ik nu in godsnaam op de campus? Het verkeer zat op dat moment ook volledig vast.

You want to go to Hebrew University? I will help you, let’s get off the bus here.” Ik wist niet wat ik hoorde. De interim-tolk was helemaal niet op zijn bestemming aangekomen, maar stapte samen met mij af om de weg te tonen. Op de koop toe hield hij zijn paraplu ook nog eens boven mijn hoofd. 

“Where are you from, my friend?”
 
Belgium.” 

“Very nice. You know, I don’t live here in Jerusalem, I live in Jaffa.”

Jaffa, hoe kon het ook anders. Nog een reden waarom ik dat gezellige havenstadje bij Tel-Aviv nooit meer zal vergeten. De Arabische weldoener leidde mij richting een groot plein waar twee dozijn bussen willekeurig door elkaar geparkeerd stonden. We bevonden ons op het Arabische busstation in Oost-Jeruzalem, waar alle bussen richting Ramallah, Hebron, Nablus en andere steden op de West Bank vertrokken. De man vroeg aan iedere voorbijganger op welke bus ik best zou stappen. Hartverwarmend was het. Nadat ik de juiste bus gevonden had, bedankte ik mijn redder in nood uitvoerig: het was op dat moment al 08u40, en zonder hem had ik het nooit op tijd gehaald.

Ik nam plaats op de eerste rij zodat ik de weg goed in de gaten kon houden. De buschauffeur dronk drassige koffie, gooide zijn brandende sigarettenpeuk nonchalant tegen de deur van de bus en speelde luide Palestijnse muziek die veel te enthousiast klonk voor een ochtend vol verkeersellende. Om 08u55 was het dan zover: ik had mijn bestemming bereikt, stipt op tijd! In een opperbeste stemming wandelde ik richting conferentieruimte. Daar kwam ik al snel een Leuvense collega tegen.

“Heb je het gehoord van de conferentie?”

“Neen… Hoezo?”

“De workshops zijn afgelast door de hevige sneeuwval. De helft van de deelnemers en professoren geraken niet tot hier.”

Inderdaad. Ik was drie uur onderweg geweest voor niets. Alle aanwezigen werden samengeroepen, er werd gesproken over onvoorziene omstandigheden en excuses werden aangeboden. And that was it. Sterker nog, er werd ons meegedeeld dat de autoriteiten de universiteitscampus zo snel mogelijk wilden afsluiten en iedereen evacueren. Is dat niet een beetje overdreven? Het gaat hier maar om sneeuw, jongens. Blijkbaar was het de eerste keer in 40 jaar dat het in december sneeuwde in Jeruzalem, en de zwaarste sneeuwstorm in zestig jaar. Die mensen zijn dat dus niet gewoon.

Na die afkondiging ging ik toch snel kennismaken met twee collega’s uit mijn workshop. We hadden elkaars paper gelezen en wisselden snel de bijhorende opmerkingen uit. Twee minuten heeft deze conferentie dus geduurd voor mij. Daarna brak er complete chaos uit in de zaal. 

“You need to get to Tel Aviv?”

“Yes.”

“You should go right now, they are going to close the freeway and you will be stuck here overnight if you’re too late. Public transport has stopped and there is no taxi service.”

Dat klinkt allemaal nogal dramatisch. Maar bon, ik begon toch maar eens rond te horen voor vervoer. Een Israëlische studente uit Ramat Gan bood me een lift aan. Ze had nog één plaatsje over in haar kleine Peugeot. Een bont gezelschap was het: een tweede Israëlische studente die in Berlijn studeerde, een derde die eigenlijk in Londen woonde en een jonge gast die bezig was aan zijn master Internationale Relaties, maar vooral ook paratrooper was in het Israëlische leger en daar blijkbaar bezig was met het uitbouwen van een succesvolle militaire carrière. Er werd onderweg vooral veel Hebreeuws gesproken, druk overleggend welke route we zouden nemen om richting Tel-Aviv te rijden. Het sneeuwtapijt was ondertussen toch wel serieus aangedikt, zelfs naar Belgische normen. “It’s the first time I drive in this kind of weather!” vertelde het Israëlische meisje vrolijk. Met één hand hield ze haar stuur vast, met de andere hand trok ze foto’s van het witte landschap. Onze auto slipte voor een derde keer in een goeie honderd meter.

“Arba Shaloosj!” riepen ze door elkaar, waaruit ik kon opmaken dat we snelweg 43 zouden nemen. Ondertussen haspelde de Israëlische Siska Schoeters de verkeersinformatie af op de radio. En inderdaad, snelweg Arba Shaloosj was nog open. De paratroeper kreeg het idee om een andere route te nemen naar de snelweg, met een kort stukje door een Arabische wijk. Stapvoets rijdend passeren we een groep Arabische kinderen, die ons op een stevige lading sneeuwballen trakteerden. Hoe onschuldig het ook was, het deed me onmiddellijk denken aan die verhalen over Palestijnse kinderen die stenen gooien naar Israëlische soldaten. In de auto wordt er flauw gelachen naar de kinderen, de paratrooper staart streng voor zich uit en geeft geen krimp.

Eenmaal op de snelweg slaakte iedereen een zucht van opluchting: we hadden het gehaald! De weg was vrij en het verkeer verliep terug vlot. Na een half uurtje rijden stopten we aan een tankstation: even de benen strekken en het toilet opzoeken. Het meisje uit Londen deelde snacks uit, waaronder de beste dadels die ik ooit in mijn leven zal eten. Toen we Tel-Aviv binnenreden hoorden we over de radio dat ook snelweg Arba Shaloosj werd afgesloten door het weer. Geen conferentie dus, maar wel een dag die ik niet snel zal vergeten.

maandag 9 december 2013

Winter in Tel Aviv



All hands on deck, want het is winter! 
Ja, de besproken switch is omgedraaid en het lijkt nu of er een nieuwe ijstijd gaat aankomen. Het regent nu al een week, de lucht ziet grijs, en de temperatuur is met een graad of 10 gezakt. Maar niet alleen het weer heeft een transformatie ondergaan, ook de mensen hier.  Ze hebben dikke jassen, sjaals, mutsen en laarzen aan. Ze staan te drummen voor de lokale Vanden Borre om elektrische verwarmingen te kopen. Airco’s worden gebruikt als warmtebron die ze dan ook nog op 25 graden zetten. Kinderen worden volledig ingepakt in verschillende lagen kleren en ingeduffeld in dikke dekentjes.  Maar het is begod 16 graden buiten! Zeer vreemd voor een Belg om dit fenomeen te aanschouwen. Dit is bij ons lenteweer. Behoort tot het betere weer van het jaar :-). Volgens de Israelische papa van de babysitkindjes kan je in de winter in België ook best onder geen omstandigheden buitenkomen. Wandelingen met de kinderen zijn bij dat weer zijn onmogelijk. Terwijl ze eigenlijk toch best gezellig zijn? Overal gezellige sfeerlichtjes, lichtgevende kerstbomen, kerstmannen in vitrines, pakjes in de winkels...het heeft iets magisch. Lekker dicht bij elkaar wandelen om wat warmte te vinden, met je laarzen door de modderige brei van gesmolten sneeuw met blaren, rode wangen van de kou, om dan daarna lekker om te warmen met een heerlijke mok warme chocolademelk met slagroom voor een haardvuurtje. Mmm :-).


Nog een 1.5 week en ik denk er waarschijnlijk anders over ;-).
Tot snel Belgische vrienden,

Catherine

dinsdag 3 december 2013

Chanoeka

Momenteel is’t Chanoeka,  gezien het toch iets speciaals is hier, zal ik jullie er wat over vertellen. Het is “het verlichtingsfeest” dat de joden hier gedurende 8 dagen vieren. Het feest is ter nagedachtenis van het “chanoekawonder”: Heel lang geleden hadden de Seleucids (Syrische Grieken) controle over het heilige land. Tegen alle verwachtingen in wonnen de joden, en konden de Grieken verjagen (zowat rond  de 2e eeuw voor Christus). De joden kregen terug de controle over Jeruzalem, en dus ook over de “Holy Temple”. Het verhaal vertelt dat er maar één kruikje olijfolie  meer beschikbaar was om de menora te branden bij de herinwijding van deze heilige tempel. Jammer genoeg was dit maar genoeg om de menora één dag te laten branden. Het duurt echter 8 dagen om zo een nieuw kruikje met olie te maken. Maar dat éne kruikje olie hield het wonderbaarlijk genoeg 8 dagen vol. (waarschijnlijk omdat het speciale Griekse olijfolie was :p)
Je hebt waarschijnlijk al van een menora gehoord? Zo een 8-takkige kaars? Bij chanoeka gebruiken ze een speciale 9-takkige kaars, de hanukiah. Bij het feest steken ze elke avond eerst het “extra (negende) kaarsje aan. De eerste dag wordt dan vanuit deze kaars één kaarsje aangestoken, de tweede dag twee…gedurende 8 dagen. We zien deze kaarsen nu overal in het straatbeeld. Vanavond fietste zelfs een hele groep mensen door de stad met zo'n (elektrische) hanukiah op hun fiets, luid zingend op de muziek die uit de stereo kwam die ene vanachter op zijn fiets had vastgebonden.



Om het feest te eren, eten de joden allemaal eten klaargemaakt in olijfolie zoals aardappelpannekoeken en donuts met jam erin :-). De winkels liggen er vol mee.


Dus dat is zowat het enige kerstmisachtige gevoel dat we hier momenteel hebben. We maken er een beetje ons kerstmis van: Chrismoeka;). Maar verder is er niet veel te doen rond kerst, zoals bij ons, gezien ze hier geen kerstmis vieren: geen kerstbomen, geen kerstmarktjes met jeneverkes, geen koud weer buiten, geen warme haardjes binnen, geen familie rondom ons :). Dus maar goed dat we over een dikke 2 weken terug even thuis zijn!

maandag 2 december 2013

Just one of those days

Je kent ze wel, van die dagen waar 's morgens al alles misgaat. Een kwartier voor de wekker afging werd ik al om half zeven gewekt door bronstige katten voor ons raam. En dat zelfs met oordoppen. Ik bedenk 14 manieren om die katten af te maken. Om de kattenliefhebbers niet te hard te choqueren hou ik ze voor mezelf. Ik blijf koppig toch nog een kwartier in bed liggen, ze krijgen hun goesting niet. Wanneer mijn wekker daadwerkelijk afgaat sta ik al slechtgezind op en maak me klaar. Dan wil ik vertrekken, maar verdomme, waar heb ik die stomme sleutels weer gelegd? Hai, ge wilt toch niet te laat komen voor uw trein é. Waar hebt ge ze voor 't laatst gezien? Hmm...Uiteindelijk steken ze nog op de deur. Yes! Gevonden. 

Ik spring op mijn fiets om dan na 2 seconden te beseffen dat mijn ketting eraf ligt. Godmiljaar! Ook dat nog. Hoeveel jaar is het al geleden dat ik nog een ketting heb opgelegd? Enfin, ik zet mijn fiets op zijn kop en probeer dat kloteding er terug op te leggen. Ware het niet voor die twee vervelende 'tsjoepkes' die mij verhinderden om de ketting er op twee plaatsen terug op te leggen. Het begint ook nog te regenen. Het heeft hier sinds 13 oktober, de dag dat we hier gearriveerd zijn, geen éne keer geregend! Is dit dan nu echt hét moment om te beginnen regenen? Meent ge dat nu echt? Fijn, have it your way. Ik plooi de ijzeren sjoepkes naar buiten en hoop dat ze een niet al te belangrijke functie hebben voor mijn fiets. 

Het verkeer deed mee in het terroriseer-Catherine-plan. Of wacht, het verkeer was zoals altijd. Voetgangers lijken niet te weten dat het "geschilderde fiets"- teken op de grond betekent dat het een FIETSpad is, en dat ze opzij moeten gaan als je BELT. En 't is niet dat ze geen plaats hebben om ergens anders te wandelen zenne, het voetpad is 3x zo breed! Ik zweer 't u, als ge niet aan de kant gaat, ik rij u gewoon omver. Ik meen het! Dan nog die fantastisch goed ontworpen verkeerslichten hier: groen, je mag tot de HELFT van de straat. Daar krijg je rood, en mag je weer 5 min wachten, én dan mag je de andere helft van de straat over. Zeer ingenieus bedacht. Ik had toch meer verwacht van zo'n hoogtechnologisch land met zelfs een raketafweermechanisme. 

Eindelijk aangekomen krijg ik m'n fietsslot niet open. Waarschijnlijk gewoon uit frustratie, maar op dat moment was het duidelijk dat alles moest tegenzitten. Lap, nog vier minuten. Ik loop het station binnen. Verdomme, die metaaldetectoren nog. Aanschuiven, handtas erin. Hopen dat ik niet piep. Dat gaat goed, nadat die machine mijn tas er op de traagst mogelijke manier terug uitlaat, loop ik de trap af naar het perron en goddank, de trein staat er nog. Ik spring erin en de trein vertrekt. I made it. Ik zie er niet uit, handen zwart van het smeer, en parelende zweetdruppels op mijn voorhoofd. Best niet afvegen met mijn handen. Haaa, eindelijk bekomen. De dag wordt vast beter naarmate ze vordert. Nee, toch niet. Er is net een meisje langs me komen zitten dat graag wil dat de hele wagon haar hoort kauwen op haar chiclet. Om nog maar te zwijgen over de dosis en de geur van haar parfum. Aangekomen op plaats van bestemming wil ik de trein af, met ondertussen al gigantische hoofdpijn en misselijkheid van haar geurtje. Naar Israelische gewoonte begint 100 man onmiddellijk de trein in te stormen (jaja, dat is ooit anders geweest ;-) ) terwijl wij er nog allemaal af moeten. Dat wordt dus weer het gebruikelijke elleboogwerk. 

De papa van de babysitkindjes staat me op te wachten. Hij vraagt: Heb je het gehoord? Einstein is dood. Ik probeer mijn werkbrauwen niet te fronsen en zo normaal mogelijk te kijken. Voordat ik zei:" Euhm, dat is toch zeker al een halve eeuw geleden" verduidelijkte hij:" Hoe kan je dat nu niet gehoord hebben? Arik Einstein?? De bekendste zanger van Israël!? Hij is overal op het nieuws! Hij lag gisteren opgebaard op Kikar Rabin in Tel-Aviv, er waren duizenden mensen. "Nee, die ken ik niet, ken jij Koen Wouters misschien?" Nee, dacht ik niet e. (nee zei ik niet;))." Ik zei gewoon: "Neen, ik heb het niet gehoord, we hebben geen T.V. "

Ach, de kindjes zullen mij wel opvrolijken vandaag. Hun lachjes kunnen mij soms zo doen smelten dat ik ze wel kan doodknuffelen (bij wijze van spreken). Maar neen, zo een dag was het niet. Huilen huilen huilen. Wandelen was niet goed. Spelen met de blokjes was niet goed. Voorlezen was niet goed. Hmm, ze hebben misschien honger? Twee happen groentepap, daarna belandde er meer pap op het plafond dan in hun mondjes. Vuile pamper misschien. Nee, dat is het ook niet. Ze zijn toch niet ziek? Geen koorts, geen hoestje, geen diarree, geen braken... Wat willen ze dan toch? Moe! Ja, ze zijn moe! Ik leg ze in hun bedje. Ze blijven wenen. Laat ze maar even wenen dacht ik, ze vallen wel in slaap. Maar neen, tien minuten later ging ik ze toch maar weer uit hun bedjes halen, met hun haar helemaal nat van de tranen. Ocharm. Wat dan nu? Ik zet ze eventjes in hun teevee zeteltjes en zet hun favoriete filmpje op. Baby Mozart (zie link, vooral vanaf minuut 8:40). Ze kalmeren. Het wordt stil. Ik luister naar de slaapwiegende klassieke deuntjes van de muziek terwijl ik kijk naar gekleurde bolletjes die zich met elkaar vermengen en zo andere kleuren vormen. Amaai, als ze daar niet van in slaap vallen? Mijn ogen beginnen toe te vallen, mijn spieren beginnen te ontspannen... Opeens gaat de deur open, de papa's zijn thuis. Fieuw, juist op tijd. Was bijna in slaap gedommeld! Tijd om naar huis te gaan.

Zo komt er eindelijk een eind aan deze vervelende dag. En zo een is een Midden-Oosterse klote dag, net hetzelfde als een Belgische klote dag:).