dinsdag 8 april 2014

Lehitraot, Israël



Het is ondertussen april en Tel-Aviv begint stilletjes aan stevig op te warmen. Temperaturen van tussen de 25 en 30 graden zijn de norm geworden, en als ik de locals mag geloven blijft het kwik stijgen tot rond de 40 graden. Iedereen zegt dan ook dat we op tijd terug richting België vertrekken: die jaarlijkse hittegolf vinden ze hier maar niets. Inderdaad, op 15 april – start van de Pesach-vakantie – stappen Catherine en ik op het vliegtuig terug naar België. Definitief. Het spreekt voor zich dat we heel wat redenen hebben om daar gelukkig over te zijn: familie en vrienden terugzien, een nieuw appartementje in Lummen gaan inrichten en vooral ook genieten van het brede aanbod aan gerechten die we zo lang hebben moeten missen. De martino’s, friet specials, varkenshaasjes, lamskoteletten, souvlakia, kroketjes en Duvels zullen er stevig doorvliegen tijdens die eerste weken.



Maar nu het begint te dagen dat we hier moeten vertrekken, sluipt er regelmatig een tristesse binnen in onze hoofden. Slecht hebben we het hier toch zeker niet gehad. We hebben de vele attracties van Tel Aviv al eerder gedocumenteerd op deze blog, maar meer dan dat zijn we ons hier ook thuis beginnen voelen. Dat merk je aan heel kleine dingen: met gasten naar Jeruzalem gaan en ’s avonds heel gelukkig zijn om terug in ‘uw eigen’ stad binnen te rijden, met mensen op straat discussiëren wat de meest efficiënte weg is om van plaats A naar B te geraken. We hebben er verder ontzettend van genoten om onze bezoekers de stad te tonen zoals wij ervan hebben leren houden. Het hele concept van Shabbat hebben we ondertussen ook stevig onder de knie: ’s middags lang aan tafel zitten met een koffie of twee/drie, om ter traagst slenteren door de straten of langs de dijk en mensen kijken vanop een bankje. Zondag is voor mij al een tijdje geen luie weekenddag meer, maar het natuurlijke begin van de werkweek.

Nu moet ik natuurlijk niet gaan overdrijven: we hebben hier maar een half jaar gezeten, en dat is uiteindelijk veel en veel te kort om de eigen gebruiken en gewoonten volledig te zien wegdeemsteren. Maar toch heeft het me enorm verbaasd hoe snel je je ergens ‘thuis’ kan voelen. De grote meerderheid van de mensen hier zijn nog steeds direct en onvriendelijk, het verkeer chaotisch en de nachten lawaaierig, maar op de duur namen we dat er gewoon bij en genoten we van alles wat deze stad te bieden heeft. Iedereen die nog op zoek is naar een leuke bestemming voor een citytrip, bij deze.

Afgelopen zondag gingen Catherine en ik lunchen met mijn tijdelijke ‘promotor’ en collega’s op de universiteit. Bij wijze van afscheid. Voor een keer ging het eens niet over politieke partijen, kandidatenselectie en kiessystemen, en ik moet zeggen dat ik het hier op dat vlak ook wel getroffen heb: stuk voor stuk sociale, interessante en open minded mensen die niet in hokjes denken of kliekjes vormen. En geloof mij: dat is geen vanzelfsprekendheid in onze sector. Gelukkig zie ik een aantal onder hen nog wel eens terug op een conferentie eind dit jaar, en professor Shomer in mijn jury, als alles goed gaat. 


Dit was meteen ook de laatste blogpost over ons avontuur hier in Tel Aviv. We hebben geprobeerd onze ervaringen via deze weg met jullie te delen, en hopen dat jullie een beetje hebben kunnen meegenieten. Tot heel binnenkort, in België :-)

 

vrijdag 4 april 2014

The Wild Wild East: Jordan


Aangezien Jordanië hier niet al te ver weg is, besloten Gert-Jan en ik een aantal weken terug om dit Arabische buurland ook eens te verkennen. Libanon is immers geen optie gegeven het Israëlische visum in onze paspoort, en voor Syrië geldt hetzelfde (maar er zijn natuurlijk ook nog andere redenen om niet naar Damascus af te zakken).

Met een Israëlische low cost maatschappij vlogen we naar de kitscherige badplaats Eilat in het zuiden van Israël. Eenmaal aangekomen namen we rechtstreeks een taxi naar de Yitzhak Rabin/Wadi Arabi Border crossing, oftewel één van de drie grensovergangen tussen beide landen. Sinds het vredesverdrag van 1994 tussen Israël en Jordanië is het toegestaan om in Eilat de grens over te steken naar Aqaba. En omgekeerd, uiteraard. (foto)



Een klein beetje opzoekingswerk leerde ons dat dit van een leien dakje zou moeten lopen. Maar dat was helemaal niet het geval. Blijkbaar waren er een aantal parameters die ons verdacht maakten. Ik werd grondig ondervraagd aan de Israëlische paspoortcontrole: Waar ben je geweest in november? Waarom heb je in december het land verlaten? Wat ga je nu in hemelsnaam in Jordanië doen? Er stond blijkbaar één en ander geregistreerd in hun computer en ik werd er behoorlijk nerveus van. Vandaar waarschijnlijk dat ze er nog een tweede persoon bijgehaald hebben om mij het vuur aan de schenen te leggen.
Na een klein uurtje stressen en het betalen van de departure tax van een stevige 20€ per persoon liepen we dus in een stukje niemandsland de grens over, omgeven door hekken met daarop waarschuwingen over de aanwezigheid van mijnen in de omringende velden. Eenmaal in Jordanië zouden we de taxi nemen naar Wadi Musa. De opdringerige en relatief agressieve 'taxi-coördinator' koppelde ons aan een krakkemikkige groene taxi zonder gordels met een gek achter het stuur. Gezellig. Hij kon maar enkele woorden Engels. “Crazy!” (hij wist het dan toch zelf) en “Police good”. Wat hij ongeveer 254 keer herhaald heeft. Voor de rest dacht hij dat hij alles in het Arabisch wel duidelijk kon maken. Hij was hyperkinetisch en lachte als Mickey Mouse in South Park. Redelijk creepy als ge’t mij vraagt. Nadat we een spookrijder, een ezel en wandelende mensen op de snelweg gepasseerd waren, hadden we door dat het hier toch minder verwesterd is dan waar we vandaan kwamen. Om ons te entertainen draaide hij zijn radioknop open en begon mee te zingen met van die geitenmuziek om cobra’s mee te hypnotiseren. Fijn dat de box net achter mijn rechteroor op de hoedenplank stond. Maar goed dat ik nog half doof was van de vlucht.
De volgende dag gingen we naar Petra. We hadden er zo vaak foto's of reportages van gezien, maar om het dan met eigen ogen te mogen aanschouwen is toch wel ongelooflijk. Er was zelfs heel wat meer te zien dan het bekende “Treasury”. We wandelden en klommen door de woestijn en zagen er een magnifiek uitzicht over het roodgloeiende droge landschap. Er was zoveel te zien dat je er een hele dag stevig doorstappen voor nodig had. Een absolute aanrader wat ons betreft.



De nacht was minder goed. Tourista is namelijk niet zo aangenaam. Blijkbaar is het toch ook wat minder hygiënisch daar in Jordanië, of hebben we gewoon veel pech gehad. We waren misschien een beetje off guard omdat we op die vijf maanden in Israël helemaal geen problemen hebben gehad met eten/water/hygiëne. Maar gelukkig konden we de volgende dag wat gaan uitrusten aan de Rode Zee in Aqaba. Voor de laatste dag van ons verblijf in Jordanië boekten we een gids om met de jeep te gaan rondtoeren in Wadi Rum, het fotogenieke woestijngebied tegen de grens met Saoedi-Arabië, dat ook bekend staat als het decor van de avonturen van Lawrence of Arabia.
We hadden een toffe Palestijnse taxichauffeur en een grappige Jordaanse bedoeien als gids. Wij waren erg onder de indruk van de woestijn. Het was heet, droog en niet echt zanderig, meer zoals een steppe met een redelijk harde ondergrond. Het was er ongelooflijk stil. Je kon haast je eigen hart horen kloppen. 't Was heel erg bijzonder. ’s Middags kookte de bedoeien een heerlijke maaltijdsoep met patatjes en kip. We aten het op in the middle of nowhere in de schaduw van een rots terwijl hij verhalen vertelde over verdwaalde koppels zonder water bij 40 graden in de woestijn of de groep Japanners op kamelen die hij was kwijtgeraakt.
Het was een superleuke uitstap en het voelde aan als een vakantie! Want ook al is het maar een paar honderd kilometer van Tel Aviv verwijderd, het is een compleet verschillende wereld.

maandag 17 maart 2014

Kama kama chameleon

Zes maanden in een ander land leven is op zich niet zo lang, maar toch bijna 2% van ons leven. Op het eerste zicht lijkt het hier niet zo verschillend van België. Israël is vrij westers en het heeft zelfs wat weg van Europa: koffiehuisjes, winkels en ketens, cinema’s, gezellige restaurants, goede ziekenhuizen en alles wat je hier nog mee kan associëren. Natuurlijk zijn er dingen die verraden dat je in het Midden-Oosten zit zoals het klimaat, het typische eten en de rol van godsdienst. Maar als je verder inzoomt op deze samenleving, is ze helemaal niet te vergelijken met die van ons. Mensen zijn heel direct en egoïstisch. En niet zoals Nederlanders direct zijn, want die zijn vaak direct en beleefd. Ze hechten, meer dan anderen, enorm veel belang aan hun geld. Desondanks, als je één keer door deze harde bolster bent geraakt, kunnen ze wel respectvol en vriendelijk zijn. Maar dat moet je eerst “verdienen” door jezelf zo op te stellen dat je zeker niet met je voeten laat spelen. Misschien is dit allemaal te verklaren door hun rijke geschiedenis en het harde leven dat sommigen onder hen hebben geleid. Bovendien zal een zware opleiding in het leger, 2 jaar voor meisjes en 3 jaar voor jongens vanaf de leeftijd van 18 jaar ook wel zorgen voor dit soort hardvochtig gedrag. Iedereen heeft hier wel iemand verloren door een landmijn, aanslag of oorlog.

Zijn wij ondertussen aangepast? We doen alle dingen die de mensen van hier ook doen: Ik werk bij een Israëlisch gezin, ga naar de plaatselijke markt, eet de lokale gerechten (met veel kip, groenten en fruit), ga naar de cinema en Gert-Jan gaat zelfs naar de voetbal om mee te supporteren met de fans van Maccabi Haifa. We luisteren graag naar muziek van hier en hebben zelfs Hebreeuwse les gevolgd. We hebben het hele land rondgereisd en alle belangrijke plaatsen gezien. We hebben kennisgemaakt met de slechte huisvesting die niet voorzien is op koude, ruzie gemaakt met een Israëlische om geld waarvoor ze ons naar de rechtbank wou slepen. We zijn meermaals uitgescholden geweest in het verkeer omdat we door het groen licht de straat overstaken (jaja, geen typfout). Ik durf zeggen dat we ons redelijk goed hebben ingewerkt in deze maatschappij. Maar toch heb ik het gevoel dat ik hier nooit ga thuishoren. We zaten laatst in een koffiezaakje en bestelden ons tweede drankje. De serveerster wilde de glazen van het eerste drankje meenemen, maar kon er niet bij. Dus hielpen we haar door de glazen aan te reiken. Wat zei ze? : Never help your waitress. Als we ons volledig zouden willen aanpassen, moeten we dus stoppen met zo dingen te doen want niemand doet dat hier. Maar willen we dat wel? Dan verandert toch ook je persoonlijkheid, je karakter. Dan moet je je eigen opvoeding en verleden uitwissen. Dat lijkt me niet zo eenvoudig. Misschien omdat het contrast met onze eigen waarden en normen zo groot is. Soms vragen we ons af of ze die wel hebben. Daarom kan ik misschien besluiten: we zijn niet aangepast, maar zijn het leven in Israël wel al gewoon geworden. En zo kan een Grieks-Duits mengbloedje zich toch heel erg thuis voelen in België :-).

woensdag 5 maart 2014

Dog days are over ....Swedish designer drugs

Zoals de meeste onder jullie al weten zijn we vorig weekend verhuisd. Jullie waren al op de hoogte van enkele problemen zoals de kapotte riolering, geen warm water, internetproblemen en geen daglicht in ons appartement. Maar het ergste van al was dat de schimmel in de badkamer zich de afgelopen maand verspreid heeft over de gehele slaapkamer, samen met een enorm vochtige lucht waardoor onze kleren nooit echt droog waren. Niet zo goed voor de gezondheid, want ik ben enorm beginnen hoesten. Dus hebben we besloten niet meer verder te “huren”. Het meisje dat het aan ons onderverhuurde was daar niet zo content mee. Daarenboven eiste ze van ons nog een bijkomende 800 shekkel te betalen voor de elektriciteit van de afgelopen maand. 160 euro te verstaan. En dat is een gedeelde rekening van haar en haar buurmeisje. Jullie moeten weten dat dat buurmeisje een hele week afwezig was en toch 24u haar licht heeft laten branden én ze ook nog een wasmachine heeft. Door al de andere problemen die er geweest waren vielen we van onze stoel dat we ook nog moesten bijbetalen. We betaalden al 1100 euro voor dat shithole. Logischerwijs weigerden wij dit dus te betalen, wat leidde tot een woest telefoongesprek tussen Gert-Jan en het meisje. Hierin dreigde ze ook dat ze zelf nog een extra sleutel van ons appartement had (en misschien wel spullen van ons kon wegnemen??). Gert-Jan nam ondertussen contact op met airbnb. Wij waren niet verplicht iets extra bij te betalen, gezien dit nergens afgesproken was op papier.
 

Ondertussen kregen we een e-mail van de man van ons volgend appartement: of we niet een dag eerder konden inchecken (donderdag ipv vrijdag). Natuurlijk konden we dat! Het was als een geschenk uit de hemel. Dus donderdag pakten wij ons boeltje bij elkaar (6 koffers, een lamp en een pan) en vertrokken daar naartoe. We belden aan en er deed een homo-koppel open (jaja, alweer ;-)). Een Zweeds hipsterkoppel. “Come in JA”, “Everything OK, JA?” (het deed ons enorm denken aan die aflevering uit How I Met Your Mother met SVEN) . Het was een Israeli die al 30 jaar niet meer in Israël woonde, en zijn vriend, een Zweedse architect met een zeer excentrieke bril. En dat was er ook aan te zien: het appartement is heel fashionable ingericht met echte luxe materialen en design. Ook heeft het appartement een prachtig uitzicht over de skyline van Tel Aviv. We waren doodgelukkig.




Na een uur vonden we het wel zeer vreemd dat die 2 er maar bleven rondhangen. Waarom gingen ze niet weg? Toen bleek er dus een groot misverstand te zijn. We konden er pas de volgende dag in omdat ze er vannacht nog bleven slapen! Inchecken betekenden voor hun dus alleen de sleutel komen afhalen. My God, het kon toch niet waar zijn? Moesten we echt terug naar dat shithole waarvan ik gehoopt had dat ik het nooit van mijn leven nog moest terugzien? Met een rood aangeslagen gezicht van deze enorme kaakslag en het gênante moment (zij dachten: wanneer gaan die nu eindelijk eens weg?), gingen we terug naar ons oud appartement. Nee, hier konden we geen nacht langer meer doorbrengen. We hadden het gehad. Dus we dropten de sleutel van het appartement in de brievenbus van het meisje, en verbleven die nacht op een hotelkamer.

Ondertussen is verhaal nog niet afgelopen en hebben we kennisgemaakt met de Israelische sueing cultuur. Iedereen een rechtzaak aandoen. Vandaar ons leuk smsje vandaag “If you don’t pay me the 800 shekkels, I’m going to sue you”.

Bring it on bitch! 


maandag 24 februari 2014

Een cruciale week



Catherine en ik wonen ondertussen al vier en een halve maand in Tel Aviv. Ik durf ondertussen al te zeggen dat ik deze stad zeer goed ken: als je me op een willekeurige plaats in de stad zou droppen, vind ik normaal gezien zonder probleem de weg terug naar ons appartement. Het gebeurt zelfs regelmatig dat Israëli’s van buiten Tel Aviv me de weg vragen in het Hebreeuws, en ik ze in een paar woorden de juiste richting aanwijs, zonder door te hebben dat ze zojuist zijn geholpen door een ‘toerist’. 

Nog anderhalve maand duurt ons verblijf hier. Op professioneel vlak vond ik het tot hiertoe een meevaller: ik heb het doctoraatshoofdstuk waarvoor ik hier ben al een tijdje af, en ik werd vandaag door mijn plaatselijke bazin aan iemand voorgesteld als ‘mijn medewerker uit België, die tot ons onderzoeksteam behoort’. Dat voelt toch een beetje aan als een erkenning. Bovendien schrijven we samen aan een paper die we op een conferentie in de VS gaan presenteren eind augustus. Kortom, ik heb er wel wat aan gehad om naar hier te komen. 

Op persoonlijk vlak is de trip tot hiertoe geslaagd na deliberatie. We hebben het regelmatig nog moeilijk met de directheid – of simpelweg onbeschoftheid – van sommige mensen hier. We betrappen onszelf er soms op dit over te nemen: voorkruipen in de rij, iemand voorbijspurten voor die laatste plaats op de sherut, een elleboog uitdelen aan iemand die niet aan de kant wil gaan,… Ik ben daar niet trots op, maar anders lopen ze gewoon over je heen. Dat wordt terug aanpassen in het brave Vlaanderen, waar iedereen mooi zijn beurt afwacht en ‘anticipeert’ bij tegenliggers op het voetpad. Een reverse culture shock, als het ware. Daartegenover staan een aantal mensen die we absoluut gaan missen bij vertrek: het bevriende koppel uit Ramat Gan en hun tweeling, en bijvoorbeeld ook mijn Roemeense collega en zijn partner. Het bezoek uit eigen land heeft ons ook telkens deugd gedaan.

De grootste tegenvaller van ons buitenlands avontuur is echter ons appartement op King George Street. Een verstopte afvoer, gebrek aan warm water, geen zonlicht of frisse lucht, instabiele internetverbinding en onaangename buren. Dat vat het zowat samen, en heeft ons de voorbije vier maanden heel wat frustraties opgeleverd. Maar. Donderdag komt daar een einde aan, en verhuizen we naar een ander appartement, in een rustige wijk dichtbij Rabin Square. Een plek met veel lichtinval, op de bovenste verdieping, en met twee slaapkamers. Én een eigen wasmachine! Ik kan bijna niet uitdrukken hoe hard we daar naar uitkijken. En daarom vind ik dit dus een zeer cruciale week: op naar veel meer comfort!

Daarnaast is het vrijdagochtend ook tijd voor de Tel Aviv Marathon! Acht uur ’s ochtends start mijn persoonlijke kruistocht door de stad, al hou ik het wel op een halve marathon. Afgelopen weekend werd de trainingssessie met één van mijn Leuvense collega’s in het losse zand van Tel Aviv Beach nog redelijk slecht verteerd, dat belooft… Verslag volgt! Layla tov!

maandag 10 februari 2014

Hebreeuws voor beginners



Catherine en ik zijn vorige week begonnen met een spoedcursus Hebreeuws hier in Tel Aviv. We volgen twee keer per week les bij ulpan Gordon, de meest bekende ulpan of Hebreeuwse taalschool van de stad. Het ietwat krankzinnige idee om deze taal te gaan leren en bestuderen komt van ondergetekende. In België kwam ik op twee manieren in aanraking met het Hebreeuws. Ten eerste bij het online bekijken van voetbalwedstrijden uit de Israëlische competitie, een hobby van mij die veel mensen nog steeds niet goed weten te plaatsen of waardoor je mij misschien gewoon een rare snuiter vindt. Ten tweede wanneer Israël weer maar eens in het nieuws kwam, met in de hoofdrol Bibi Netanyahu die dreigende taal spreekt over Iran en bijhorend kernprogramma. De taal komt me echter niet zo dreigend of assertief over. Het heeft eerder iets poëtisch en valt qua klanken onmogelijk in één van de grote taalfamilies te plaatsen. Samengevat: ik ben nogal geïntrigeerd door het Hebreeuws.

Eind oktober gingen we dus eens polsen bij de ulpan of we aan een beginnerscursus konden deelnemen. Helaas kon dat pas vanaf januari, en toen ook die lessen werden verplaatst naar februari, beseften we dat we nog maar heel weinig tijd zouden hebben om iets van de taal op te steken. Maar een cursus van één maand kost ook al rond de 80 euro, dus beslisten we het dan maar te houden op acht lessen gedurende de maand februari. Het doel is om toch minstens het geschrift te kunnen lezen, zodat we tenminste weten in welk cafeetje ze nu weer zo’n lekker ontbijt serveren.

Vorige week maandag moesten we voor het eerst richting ulpan Gordon voor onze vuurdoop. Onze ervaring bij het CLT in Leuven is dat je in zo’n taalcursus altijd interessante mensen ontmoet in de klas. In de ulpan was het vooral een zeer internationaal gezelschap: drie Jordaniërs, een meisje uit Moldova, vier Roemenen, een Amerikaanse, twee Argentijnen, een Nigeriaanse, een Italiaanse, en een hele meute Fransen (ja, die zijn écht alomtegenwoordig hier in Tel Aviv). Onze lerares, Esther, lijkt op de typische joodse bomma: halflang krullend haar, rokerige stem, roze nagellak en veel handgebaren om haar uitleg te doen (dat doen alle Israeli’s trouwens). Esther is verschrikkelijk slecht in het onthouden van namen. Ahmed, één van de Jordaniërs, heet nu al drie lessen Muhammad, Maude heet Mimon en Mathieu heet Macho. Vreemd genoeg kan ze de naam Gert-Jan wel goed onthouden. De uitspraak is ook best oké, want de meeste Israeli’s hebben zo veel problemen met mijn naam dat ik mezelf meestal Christiaan noem als ik weet dat ik die mensen toch nooit meer ga zien.

Het tempo in de les ligt een stuk lager dan bij Grieks aan het CLT. Het eerste deel van de les staat in het teken van het spreken, tijdens het tweede deel leren we het Hebreeuwse alfabet. Mensenlief, dat alfabet, wat een ramp. Er bestaan geen echte klinkers in het Hebreeuws, die voeg je immers aan een medeklinker toe door middel van de schrijfwijze van die medeklinker. Uhu. Ook het van rechts naar links schrijven en lezen is toch wel wennen. Iedere keer dat Catherine en ik een bundeltje papieren krijgen van de juf, moeten we de impuls onderdrukken om te melden dat het nietje aan de verkeerde kant zit. Neen. Je bladert immers ook van rechts naar links. Om het helemaal af te maken, is er nog een groot verschil tussen het geschreven Hebreeuws (Ivrit ktav) en het gedrukt Hebreeuws (Ivrit defus). Tja. Een leuke uitdaging en zo, maar laten we volgend jaar maar gewoon hervatten met Grieks, daar is nog werk genoeg aan de winkel.