Het is ondertussen ruim twee weken geleden
sinds Catherine en ik op een vliegtuig stapten richting Israël. Dat is
misschien nog niet lang genoeg om te kunnen zeggen dat onze aanpassingsperiode
volledig achter ons ligt. Maar twee weken is wel al voldoende om een eerste
impressie op te doen van deze samenleving en haar gewoonten en gebruiken.
Hoewel mijn dag er vaak een stuk anders uitziet dan die van Catherine, zijn we
het unaniem eens over zowel de tofste als meest hatelijke dingen hier in Tel
Aviv.
Three things to love:
1: Zon, zon en nog eens zon. Het weer is uiteraard
één van de grootste troefkaarten van Tel Aviv. Het zal de eerste keer in mijn
leven zijn dat ik een Allerheiligenweekend in mijn zwemshort op het strand zal doorbrengen.
Inderdaad, tot nu toe is het hier zowat elke dag strandweer geweest. En als we
de voorspellingen mogen geloven, blijft dat zeker zo tot half november. Daarna
zal het kwik wat zakken tot rond 20°, brrr zeg. De zomer loopt dus van ongeveer
eind maart tot eind november. Een collega op TAU omschreef het als volgt: “It stays warm all year around, and at the end of the year, somebody
pulls the switch, and the summer is gone. About three to four months later,
they turn on the switch again and you can go back to the beach.”
2: Israeli street food. De mensen die mij een
beetje kennen, weten dat ik gek ben van wereldkeuken. Israël is dan ook het
paradijs voor exotic food lovers: er
is een enorme variatie aan street food
terug te vinden, met gerechten die afkomstig zijn uit alle uithoeken van de
wereld (niet verwonderlijk, als je weet waar het Joodse volk heeft uitgehangen
de laatste 2000 jaar). Hummus is natuurlijk het allerbekendste voorbeeld: een
puree van kikkererwt die wordt opgediend met verse kruiden, olijfolie, tehina
(een soort sesamzaadpasta), en vers pitabrood. Elke hummustent heeft zijn eigen
versie van het gerecht en Israeli’s discussiëren graag tot een gat in de nacht
waar je de beste hummus van het land kan vinden. Dan is er ook nog de populaire
pita falafel: pitabroodjes gevuld met groenten, hummus, gefrituurde balletjes
van kikkererwt, frietjes en (eventueel) pikante saus. Maar mijn absolute
favoriet is de pita sabich: een pita gevuld met gebakken aubergine,
aardappelen, hardgekookt ei en een pittige mangodressing. Het recept blijkt
afkomstig te zijn van Joodse Irakezen die in de jaren vijftig naar Israël zijn
gekomen. Heaven (zie foto).
3: Tel Aviv bruist. Er valt altijd wel iets te
beleven in deze stad. Op elk uur van de dag is er veel volk op straat, in de
shoppingcentra, op het strand… De events volgen elkaar in sneltempo op: gisterenavond
was er de nike night run in het stadspark hier naast de deur (ondergetekende
was helaas te laat met zijn inschrijving), twee keer per week wordt er een arts and crafts fair georganiseerd in
het centrum, elke vrijdag is er een foodmarket in de haven,… Kortom, genoeg
zaken die mij hier moeten inspireren als ik weer eens in een dip zit met mijn
doctoraat.
Tel aviv Nike night run
Tel aviv Nike night run
Maar… Er zijn natuurlijk ook zaken die ons
verschrikkelijk irriteren!
1: De Israëlische supermarktervaring. In België
vond ik het nooit een opgave om naar de winkel te gaan: Catherine en ik deden
het vaak samen, en overlegden ter plaatse wat we die week zouden klaarmaken. In
Israël is het winkelen een hatelijke ervaring. En dat heeft vooral te maken met
de winkelende medemens. Men maakt er blijkbaar een nationale sport van om voor
te kruipen, zowel aan de kassa, bij de slagerij als bij de bakker. Zelfs wanneer
je al staat aan te schuiven en bijna aan de beurt bent, verzinnen ze nog één of
ander smoesje waarom zij eerst zouden mogen: “Dit is de kassa voor maximum tien items!” of: “Ik stond hier al eerder, kijk maar, mijn fles cola stond al een
kwartier op de band!” Ergerlijk. Gelukkig spreken de mensen ons eerst in
het Hebreeuws aan, en kunnen ze toch niet voldoende Engels om hun punt
duidelijk te maken (of wij houden ons van de domme).
2: Het verkeer. Wat een zotten. Dit is
natuurlijk eigen aan de hele mediterrane regio, maar hier doen ze er vaak nog
een schepje bovenop. Hoffelijkheid kennen ze hier niet, en de claxon wordt
zowat om de halve minuut gebruikt, ook bijvoorbeeld naar die stoute voetgangers
die het lef hebben via het zebrapad over te steken. Hoe durven ze! Er zijn
gelukkig wel wat alternatieven: over de openbare fietsen van Tel-o-Fun had ik
het in een eerder blogpost al, maar daarnaast is er ook de sherut. Dit is een
minibusje (capaciteit: 8 à 10 personen, zie foto) die een vaste route in de
stad volgt. Je kan eender waar op- en afstappen, en het kost slechts 6 shekel
(ongeveer 1,20 euro). Zeer handig om even richting stadscentrum te rijden.
3: Het prijspeil. Oké, ik weet het, we hebben
er zelf voor gekozen in een grote stad te komen wonen, dus dit hadden we op
voorhand kunnen weten. Maar toch. Vlees in het algemeen is bijna dubbel zo duur
in vergelijking met België, en ook voor een gesneden brood betaal je al snel
drie euro. Nu goed, we zijn nog op zoek naar een betere supermarkt, dus
misschien valt hier nog wat beterschap te verwachten. De hoge prijs van
alcohol, daarentegen, is universeel in Israël. Op café betaal je minimum drie à
vier euro voor een pintje. Voor een Stella is dat al gauw zes euro! Zes! Het
Belgisch voetbal volgen is hier geen probleem (afgelopen zondag was er zelfs
live Anderlecht-Standard te zien op het terrasje hier op de hoek), maar het
traditionele pintje erbij, dat zal ik toch maar eens moeten laten…