Zoals jullie hebben kunnen lezen in mijn vorige
post, kon ik de geplande conferentie van afgelopen donderdag op mijn buik
schrijven. Catherine en ik hadden maanden geleden al vastgelegd dat we het
daaropvolgende weekend ook in Jeruzalem zouden doorbrengen. Op het programma
stond wat christmas-shopping, samen
iets gaan eten en op zaterdag ook een uitstap maken naar de Palestijnse West
Bank. De sneeuw leek echter roet in het eten te gaan gooien. Toen we op
vrijdagochtend het Israëlisch weerbericht bekeken, overwogen we dan ook om ons
weekend gewoon te annuleren. Maar dat ging natuurlijk niet zomaar: onze
overnachting in Jeruzalem was non-refundable, en de tourorganisatie zou ons niet
zomaar willen terugbetalen, twee dagen voor de uitstap. Om die reden hakten we
uiteindelijk de knoop door. We zouden de trip toch maken, maar veiligheid boven
alles met die hoeveelheid sneeuw: we zouden de trein nemen, en niet de sherut
of eender welk ander transport op vier wielen.
Omstreeks half één stapten we op de trein in
Tel Aviv. Terwijl Catherine wel regelmatig spoort om te babysitten op haar
favoriete tweeling, was het voor mij nog maar de tweede treinrit in dit land.
En eigenlijk beviel het me wel: lekker warm (ah ja, want bij de minste vrieskou
wordt de verwarming hier op maximum gezet), comfortabele zetels en vrij
goedkope tickets (ongeveer 3 euro voor een enkel ritje van een dik uur tussen
de twee grote steden). Maar na amper twee haltes liep het mis. We stonden stil
in een klein stationnetje, genaamd Kfar
Habbad. Al snel kwam er een mededeling over de intercom. In het Hebreeuws.
Helaas begrijpen we daar nog steeds geen knijt van, maar ik hoorde wel
verschillende keren het woordje Slicha.
Het is een woord dat je Israeli’s niet zo snel zult horen uitspreken, en
betekent ‘excuseer’. Daaruit konden we afleiden dat het wel een tijdje zou
duren vooraleer we onze rit zouden voortzetten. En inderdaad: een half uur werd
een uur, en een uur werd een anderhalf uur. Het was al lang niet meer aan het
sneeuwen, maar er was wel veel regen. Regen! Stel je voor, de horror! Het was
in ieder geval voldoende om het treinverkeer volledig lam te leggen. De
soldaten in onze wagon hielden het niet langer vol, en belden een taxi om hen
op te pikken in Kfar Habbad. Amper een kwartier na hun vertrek kwam de trein
terug in beweging. Om twee minuten later opnieuw stil te vallen. “Zouden we er
met de sherut al zijn geweest?” is één van die typische dingen die door uw
hoofd spoken op dat soort momenten.
Maar geen erg. Het was vrijdagnamiddag (dus
weekend), zolang we maar veilig en wel op onze bestemming zouden geraken.
Omstreeks half vier arriveerden we in station Jerusalem Malcha, de laatste
halte op de route. Malcha is een wijk met onder andere een leuk winkelcentrum
en het moderne stadion van voetbalclub Beitar Jeruzalem, maar ligt helaas een
stevige zeven kilometer van het echte stadscentrum af. Geen probleem, denk je
dan: dit is een treinstation, en dus zullen er meer dan voldoende taxi’s staan
om ons op te pikken. Ik had echter één zaak over het hoofd gezien: het begon
stilletjes aan te schemeren, wat het begin van de Shabbat inluidde. In Tel-Aviv
zou het NOOIT een probleem zijn om een taxi te vinden op Shabbat. In Jeruzalem
duidelijk wel. De drie taxi’s die zich nog de moeite hadden gedaan om aan het
station te wachten, waren al lang ingepalmd. Er zat niets anders op dan te voet
te vertrekken, in de hoop om onderweg ergens een taxi te kunnen flaggen langs de weg.
Ondertussen was het echter stevig beginnen
sneeuwen, en ik had er domweg ook niet aan gedacht een kaart van de stad mee te
pakken. Niet dat Malcha op zo’n kaart zou staan, het ligt veel te ver uit het
centrum. Maar toch, beginnersfout. Waar we sowieso niet aan gedacht hadden toen
we onze koffers pakten richting Israël, ondertussen ruim twee maanden geleden,
was winterkleren in te pakken. We spreken dus over een bijzonder frisse
wandeling met zomerjas en –schoenen. Na een dik uur wandelen kwamen we vier lotgenoten
tegen, waaronder een zekere David Miles, een Amerikaanse jood die in Jeruzalem
woont. Zo zijn er trouwens heel veel, maar dat geheel terzijde. Hij was zo
vriendelijk ons de weg te wijzen richting stadscentrum en lachte zijn tanden
bloot tussen de vele sneeuwvlokken toen we hem vertelden dat we op weekend
waren in de stad. “Wow, you really chose the wrong
time to go to Jerusalem!”. Jaja, we know. En toen gebeurde het. Een taxi!
De groep gooide zich praktisch voor het voertuig en de chauffeur deed verveeld
zijn raampje naar beneden. “Old city, bevakasha!” “No I’m
sorry, I’m going home for shabbat.” En dat was het dan. De sneeuw begon zich stilaan serieus op te stapelen
en onze sokken waren natuurlijk al lang kletsnat. Na dik anderhalf uur stappen
was er dan toch de verlossing: onze vriend David Miles, die ondertussen al een
halve kilometer achter ons hing, had een Arabische taxichauffeur gevonden. Ha
ja, die vieren natuurlijk geen Shabbat! Ze waren zo vriendelijk ons het
voorstel te doen de taxi te delen. De chauffeur wou wel 60 shekel (ongeveer 12
euro). Al had die rit honderd euro gekost, ik had het voorstel nog aanvaard.
Aangekomen in Jeruzalem was het nog zo’n
twintig minuten wandelen naar ons hotel. De straten waren nu volledig
ondergesneeuwd en de koude wind leek door mijn gezicht te snijden. Geen zorgen,
we zijn er bijna, straks een lekker warm douchke pakken. Met doorweekte kleren
en een rood aangelopen gezicht strompelden we de lobby van ons hotel binnen. “Are you okay?” vroeg de receptionist
enigszins bezorgd, maar toch vooral uit beleefdheid. Na het inchecken – en
betalen – was er nog wat bijkomende
informatie: “breakfast is at seven, this
is a map of the city,… And oh yes, I’m afraid there is no
hot water. The pipes are frozen because of the snow.
Sorry!” De manier
waarop hij dat laatste er zo tussen moffelde bracht me eigenlijk bijna aan het
lachen. Vanaf onze aankomst in het hotel had hij waarschijnlijk al zitten
nadenken over hoe hij dit nieuws aan ons, twee verkleumde real life sneeuwmannen, zou moeten overbrengen. Het deed me ook
denken aan mijn geliefde Fawlty Towers,
want dit is exact hoe Basil het zou hebben aangepakt. “We maken er het beste van”, zei ik tegen Catherine terwijl we de
trap op strompelden. De kamer zag er degelijk uit: groot bed, veel ruimte en
een moderne badkamer. “Brr, het is hier
precies wel fris, effe de verwarming opzetten”. In Israël hebben de meeste
hotels een toestel dat zowel de rol van verwarming als airconditioning op zich neemt.
Ik kreeg het ding echter niet aan de praat. Misschien lag het aan mijn beperkte
technische bagage. Na een telefoontje kwam de receptionist rap even checken. Nope,
geen verwarming. “I will bring you an
electric heater!”, je weet wel, die toestelletjes die
supermilieuvriendelijk zijn en negen keer van de tien voor kortsluiting zorgen.
Slaap wel.
De volgende ochtend trokken we onze natte,
ijskoude kleren aan en kwam het nieuws binnen dat onze trip naar de West Bank,
de reden waarom we in de eerste plaats in Jeruzalem verbleven, was afgelast.
Zucht. Ze zou nu op zondag plaatsvinden. Dat betekent een dag langer blijven in
de spookstad die Jeruzalem wordt tijdens een shabbat + sneeuwstorm. We boekten
online snel een kamer in een ander hotel, en na het ontbijt (dat trouwens zeer
goed was) checkten we uit. Langs ons stond een Russische vrouw tranen met
tuiten te wenen omdat haar kamer ijskoud was. De receptionist had haar drie
verschillende kamers gegeven, alle drie even koud. Ze wou met de manager
spreken, en de manager moest Russisch kunnen. Opnieuw: Fawlty
Towers-toestanden.
Enfin, het tweede hotel werd uitgebaat door
Russen, en die weten duidelijk wel van wanten: er was warm water, er was een
échte verwarming, maar de ontvangst was dan weer koud. Geen erg, ik heb nog
nooit zo genoten van een hete douche. Dat maakte werkelijk àlles goed. Na een
namiddagje rondhangen aan de Western Wall en de heilige Grafkerk zochten we ’s
avonds nog een plek om rap iets te gaan eten. Twee uur heeft het geduurd vooraleer
we iets hadden gevonden. Urgh, ben ik blij dat ik niet in Jeruzalem woon. Heel plezant
allemaal om te beleven als toerist met zon op het hoofd en een camera rond de
nek, maar een ramp om ook maar iets te willen doen op Shabbat. En plus zijn veel mensen met een
radicale mening, en té veel religiositeit. Neen, voor ons is het Tel Aviv all the way: strand, cafés, restaurants
en 24/7 wel iets te beleven.
Al bij al viel het toch mee ondanks de koude en natte voeten, als jullie er maar geen flinke verkoudheid van hebben gekregen. I was born on Friday 13 so I know everyting about all the bad days.
BeantwoordenVerwijderen