maandag 10 februari 2014

Hebreeuws voor beginners



Catherine en ik zijn vorige week begonnen met een spoedcursus Hebreeuws hier in Tel Aviv. We volgen twee keer per week les bij ulpan Gordon, de meest bekende ulpan of Hebreeuwse taalschool van de stad. Het ietwat krankzinnige idee om deze taal te gaan leren en bestuderen komt van ondergetekende. In België kwam ik op twee manieren in aanraking met het Hebreeuws. Ten eerste bij het online bekijken van voetbalwedstrijden uit de Israëlische competitie, een hobby van mij die veel mensen nog steeds niet goed weten te plaatsen of waardoor je mij misschien gewoon een rare snuiter vindt. Ten tweede wanneer Israël weer maar eens in het nieuws kwam, met in de hoofdrol Bibi Netanyahu die dreigende taal spreekt over Iran en bijhorend kernprogramma. De taal komt me echter niet zo dreigend of assertief over. Het heeft eerder iets poëtisch en valt qua klanken onmogelijk in één van de grote taalfamilies te plaatsen. Samengevat: ik ben nogal geïntrigeerd door het Hebreeuws.

Eind oktober gingen we dus eens polsen bij de ulpan of we aan een beginnerscursus konden deelnemen. Helaas kon dat pas vanaf januari, en toen ook die lessen werden verplaatst naar februari, beseften we dat we nog maar heel weinig tijd zouden hebben om iets van de taal op te steken. Maar een cursus van één maand kost ook al rond de 80 euro, dus beslisten we het dan maar te houden op acht lessen gedurende de maand februari. Het doel is om toch minstens het geschrift te kunnen lezen, zodat we tenminste weten in welk cafeetje ze nu weer zo’n lekker ontbijt serveren.

Vorige week maandag moesten we voor het eerst richting ulpan Gordon voor onze vuurdoop. Onze ervaring bij het CLT in Leuven is dat je in zo’n taalcursus altijd interessante mensen ontmoet in de klas. In de ulpan was het vooral een zeer internationaal gezelschap: drie Jordaniërs, een meisje uit Moldova, vier Roemenen, een Amerikaanse, twee Argentijnen, een Nigeriaanse, een Italiaanse, en een hele meute Fransen (ja, die zijn écht alomtegenwoordig hier in Tel Aviv). Onze lerares, Esther, lijkt op de typische joodse bomma: halflang krullend haar, rokerige stem, roze nagellak en veel handgebaren om haar uitleg te doen (dat doen alle Israeli’s trouwens). Esther is verschrikkelijk slecht in het onthouden van namen. Ahmed, één van de Jordaniërs, heet nu al drie lessen Muhammad, Maude heet Mimon en Mathieu heet Macho. Vreemd genoeg kan ze de naam Gert-Jan wel goed onthouden. De uitspraak is ook best oké, want de meeste Israeli’s hebben zo veel problemen met mijn naam dat ik mezelf meestal Christiaan noem als ik weet dat ik die mensen toch nooit meer ga zien.

Het tempo in de les ligt een stuk lager dan bij Grieks aan het CLT. Het eerste deel van de les staat in het teken van het spreken, tijdens het tweede deel leren we het Hebreeuwse alfabet. Mensenlief, dat alfabet, wat een ramp. Er bestaan geen echte klinkers in het Hebreeuws, die voeg je immers aan een medeklinker toe door middel van de schrijfwijze van die medeklinker. Uhu. Ook het van rechts naar links schrijven en lezen is toch wel wennen. Iedere keer dat Catherine en ik een bundeltje papieren krijgen van de juf, moeten we de impuls onderdrukken om te melden dat het nietje aan de verkeerde kant zit. Neen. Je bladert immers ook van rechts naar links. Om het helemaal af te maken, is er nog een groot verschil tussen het geschreven Hebreeuws (Ivrit ktav) en het gedrukt Hebreeuws (Ivrit defus). Tja. Een leuke uitdaging en zo, maar laten we volgend jaar maar gewoon hervatten met Grieks, daar is nog werk genoeg aan de winkel.



donderdag 6 februari 2014

Over raketten en bommen



We zijn afgelopen week met een collega van Gert-Jan, een Roemeen, en diens vriend, een Slovaak, gaan eten. Ze wonen hier al bijna anderhalf jaar, en ze zijn er zot van. Van elkaar en van Tel Aviv. Anderhalf jaar, dat betekent dus ook in november 2012, voor diegene die het zich nog herinneren: raketaanvallen, voor de eerste keer sinds begin jaren ‘90, op Tel Aviv. De Slovaak vertelde hoe hij die maand hier had ervaren: er was eigenlijk niets aan de hand, begon hij. Iedereen ging gewoon naar het werk of school, ging’s avonds op restaurant en bestelde de dagelijkse schotel hummus en limonade met munt, gezellig babbelend met elkaar. Wanneer de sirene afging, ging iedereen een poosje wachten in de bunker van het restaurant. Als ze terug naar buiten mochten, ging iedereen gewoon terug aan tafel zitten en at verder. Soms checkten ze op hun iphone waar de raket naartoe ging. “oh, it’s heading to Ramat Gan” (de stad langs Tel Aviv), en ze gingen lekker languit achterover zitten op hun stoel. Niks aan de hand. Neen, dit voelde niet aan als een oorlog. “It was nothing”. En diegenen die terug naar huis vlogen omdat ze schrik hadden, zoals de Roemeen, werden “little crybabies” genoemd.

Een paar dagen later, zaten Gert-Jan en ik in ons appartement achter de computer. BAMMM, een luide knal. Maar echt luid, geen ontplofte autoband of zo.  Hmm. We keken elkaar aan en beslisten om toch een voorzichtig buiten te gaan kijken. De straat was afgezet door de politie. We vroegen aan de man van de krantenwinkel wat er aan de hand was. Er was blijkbaar een “unidentified object”, dat wil dus zeggen een koffer of een rugzak zonder eigenaar, die ze tot ontploffing hebben laten brengen. Dat is hier een gewone veiligheidsmaatregel en wil niet zeggen dat er daadwerkelijk een bom in de verwoeste, zwartgeblakerde hello-kitty tas zat. Vijf minuten later was heel de straat weer bomvol met mensen die elkaar voor de voeten lopen en auto’s die onafgebroken toeterden.  Het leven gaat voort. Wanneer ik dit ’s anderdaags aan de papa van Matan en Tamar vertelde, vond hij er niks aan. “ Oh yeah, they do it all the time.  99% it’s nothing.”

woensdag 29 januari 2014

Over koetjes en kalfjes


De ouders van de kindjes zijn eind december verhuisd naar Ramat Gan, een stad langs Tel Aviv. Dus ik heb de trein ingewisseld voor een stevige fietstocht. Gezond zou men denken? Jammer genoeg moet ik fietsen in volle ochtendspits, op de autostrade of op het voetpad, want er is geen fietspad. Dus ’s morgens is iedereen al kwaad op iedereen : boze buschauffeurs die toeteren omdat ik op de weg fiets, en ik lastig op al die voetgangers die mijn weg blokkeren. Goed voor het ochtendhumeur én voor de longen.


Matan en Tamar zijn afgelopen weekend al 1 jaar geworden. Matan heeft zich ontwikkeld tot een kleine, wilde, stevige, bruuske viking. En Tamar is een lief klein meisje dat wel heel slim uit de hoek kan komen. Dominante Matan pakt altijd haar speelgoed af, en daar heeft ze iets op gevonden: ze speelt dan even met de bal (zijn favoriet), tot ze zijn aandacht heeft. Dan slaat ze de bal heel ver weg, zodat hij er als een zot achteraan gaat en ze op haar gemak met haar eigen speeltje kan spelen. De papa vindt dat typisch vrouwelijk :-).



Vandaag had de papa bezoek van een vriend: een Nederlander die hier al 15 jaar woont, getrouwd met een Israëlische vrouw. Hij had veel te klagen over Israël: het leven is heel duur, mensen zijn onvriendelijk en er is nooit goed nieuws (op tv, radio…). Maar toch zou hij nooit meer terug in Nederland willen wonen. “Als ik de kranten lees, dan denk ik: amai, wat is het daar saai.” En de mensen zijn veel te oppervlakkig. Hoe kan hij hier dan zo graag wonen? Hij zegt dat hij zijn eigen “bubble” heeft gemaakt (ze zeggen vaak dat Tel Aviv al een bubble op zich is omdat het zo anders is als de rest van het land): hij heeft zich omringd met mensen die hij graag heeft, woont op een plaats waar hij graag is…En eigenlijk hebben wij hetzelfde gedaan: wij gaan terug naar de plaatsen waar de mensen vriendelijk tegen ons zijn, de supermarkt waar het iets of wat dragelijk is om in te vertoeven en de bar waar we nog waar voor ons geld krijgen...
Het was geen gemakkelijk gesprek: Nederlands met de Nederlander, Duits met papa 1 en Engels met papa 2. Zo 3 talen tegelijk praten, dat kan toch alleen een Belg ;-) (dat zijn de Nederlander zijn woorden :-)):  Uiteindelijk wou de Nederlander liever in’t Engels praten, hij vond zijn woorden niet meer zo gemakkelijk in het Nederlands. Raar zo, Engels praten met een Nederlander. Maar waarom makkelijk doen als moeilijk ook kan!



Wij hebben trouwens ontdekt waarom mensen hier niet vriendelijk zijn tov ons (of toch onvriendelijker dan tegen een ander ;-)). Iedereen denkt dat we Duitsers zijn, ze horen het verschil niet tussen Duits en Nederlands. En die zijn hier nog altijd niet geliefd. “Maybe they think you are going to kill them in their sleep one day”, zei de Roemeense collega van GJ. De ouders gaan op het einde van het jaar naar Duitsland verhuizen en krijgen daar nogal negatieve reacties op: “Are you insane? What if they gonna do it again (ref holocaust).” Ja, dat ziet hier nog steeds heel diep.



De Nederlander heeft me ook wat uitgelegd over de gezondheidszorg hier (voor de dokters onder ons J): Er zijn een drietal gezondheidsnetwerken waarbij je je kan aansluiten door een soort abonnement te nemen. Je hebt goedkopere en duurdere abonnementen. Hoe duurder, hoe minder je voor zorg moet betalen. Elke inwoner heeft sowieso wel een basisdekking, maar deze is heel beperkt waardoor je bijna verplicht bent een abonnement te nemen. Als je dan ziek bent kan je bij jouw ‘gezondheidsnetwerk’ naar de arts gaan. Dat is één gebouw met alle soorten artsen daar aanwezig: huisarts en specialisten. Dus de huisarts kan je onmiddellijk doorverwijzen. Voor de huisarts betaal je dan meestal niets en bij de specialist zo’n 3 euro. Artsen werken hier trouwens ook maar van 9-17u, erna treedt de nachtdienst in. Ze worden ook per maand betaald, en niet per prestatie, maar hoeveel dat is, dat weet ik niet.



Gert-Jan en ik hebben ook vastgesteld dat van alle mensen die we hier hebben leren kennen maar één persoon hetero is. We zitten dan ook in de meest homovriendelijke stad van misschien wel de hele wereld, maar toch wel bizar om als hetero in de minderheid te zijn :-).



Eind van de maand februari trekken we trouwens naar een ander appartement. We hebben het wel gehad met deze plek. Na de problemen met de riolering hebben we ook al een elektricien moeten bellen want we hadden geen warm water meer. Daarna zaten we ingesloten in ons eigen appartement omdat het slot niet meer open ging. En nu zijn we omringd door allerlei werken op straat en in naburige gebouwen. Eerst het gebouw achter ons, vandaag nog het gebouw langs ons, dus we zitten midden in het boren/zagen/en al wat nog veel lawaai maakt. We wonen dus zowat op een bouwwerf. 
Dit geschreven van een leuk koffiehuisje in de buurt, want ons internet werkt ook al 4 dagen niet meer...
Dus aftellen naar een mooi appartement in een rustige wijk in Tel Aviv! Nog 30 dagen!



Layla Tov



Catherine