Een toerist die Israël bezoekt, doet dat
meestal voor een weekje. Standaard staan er dan twee bestemmingen op het
programma: Tel-Aviv en Jeruzalem, respectievelijk de culturele en politieke
hoofdstad van het land. Tijdens ons eerste bezoek aan dit land, in april 2013,
was dit niet anders. Maar toen al hoorden we van de ‘locals’ dat het blijkbaar
serieus de moeite is om een keer naar het noorden te reizen. Noord-Israël biedt
een aantal minder bekende, maar toch zeer interessante attracties zoals havenstad Haifa, de derde grootste stad van het land met als hoogtepunt de
prachtige Baha’i tuinen (zie foto), Akko, een oude ommuurde stad die er
wonderwel in slaagde om op het einde van de achttiende eeuw Napoleon buiten de
stadsmuren te houden (zie foto), maar natuurlijk ook Nazareth.
De haven van Akko |
De Baha'i Gardens in Haifa, met een prachtig uitzicht over de stad |
Iedere vrome Christen, of bij uitbreiding
iedere Vlaamse jongen/meisje/man/vrouw heeft in de les godsdienst op de lagere
school al meegekregen dat er iemand bijzonder in die stad heeft gewoond. Een
man die blijkbaar water in wijn deed veranderen, maar ook een zevental stukjes
brood en kleine visjes omtoverde in een feestmaal voor een hele meute
hongerigen. Waar of niet waar, wij wilden best wel eens gaan kijken hoe het
Nazareth anno 2014 nà Christus er precies uitzag. Dat bleek een relatief
moderne stad te zijn, naar Midden-Oosterse normen (zie foto). Nadat de bus ons langs de
snelweg had gedropt, slenterden we via de hoofdstraat richting hotel, vlakbij
de oude stad. Wat meteen opvalt, is het feit dat dit een Arabische stad is: dat
hoor je aan de taal, zie je aan de hoofddoeken, en ruik je aan de zoete geur
van waterpijp die ons overal tegemoet kwam. “Welcome to Palestine”, zei één van
de rondhangende jongeren terwijl hij me met een vurige blik aankeek. Ik knikte
beleefd en zei “Thank you”. Blijkbaar woont de Joodse gemeenschap van Nazareth
in het naburige “Nazareth Ilit”, wat zoveel als Nieuw-Nazareth betekent. Het
zijn dus de Arabische moslims en christenen die in het Nazareth van Jezus
Christus de plak zwaaien.
Eenmaal aangekomen bij het hotel bleek dat
gesloten te zijn. Binnen was er geen beweging, zelfs geen licht. Even bellen
naar het nummer dat ik nog net had genoteerd voor ons vertrek. “Hi sir, no sir, you did not book
the Golden Crown Old City Hotel, you booked the Golden Crown Hotel, sir! You
have GPS, sir?? Hotel is NOT in city center, sir!” Toegegeven, ik ben soms een verstrooide mens
(zowel thuis als op het werk kunnen ze daarover meespreken), maar mij vergissen
van hotel, neen. Eenmaal aangekomen in het hotel maakte Muhammad van de
receptie al snel duidelijk wat er was gebeurd: alle boekingen van Old City
waren simpelweg overgezet naar hen, want die mannen van Old City namen tien
dagen verlof. Haha! Geen waarschuwing of niks. Enfin, we lieten het niet aan
ons hart komen, dit hotel had een uitgebreid ontbijtbuffet en lag op een
rustige heuvel buiten de stad, eens rustig slapen kan deugd doen als je de
drukte van Tel-Aviv gewoon bent.
Als er ergens iets heiligs gebeurt, hebben
Christenen de neiging er een kerk op te bouwen. Er moet dan ook veel heiligs
zijn gebeurd in Nazareth, want de oude stad telt op haar relatief kleine
oppervlakte een kerk of dertig. “This is the place where Mary heard that she was going to give birth to
a child from God”, “this is the place where Mary went to get water from the
spring”, etc. Komt toch
wel zeer goed uit voor de lokale middenstand dat daar dan ook zoveel pelgrims
op afkomen. Ten slotte is de woonplaats van Jezus tegenwoordig ook bekend om
haar goede restaurants: Europese keuken met een Arabische toets. Het moest al
van afgelopen zomer zijn geleden dat ik nog eens een biefstuk had gegeten, het
heeft gesmaakt!
Op zondag trokken we dan met een tourbusje
richting het meer van Galilea (nog zo’n vermeende mirakellocatie) en de Golanhoogten,
een regio die Israël eenzijdig geannexeerd heeft na de Yom Kippur-oorlog in
1973, en internationaal niet unaniem erkend wordt als zijnde Israëlisch
grondgebied. Er rijden dan ook voortdurend VN-busjes af en aan door die
bergdorpjes. Op de top van Mount Bental, één van de hoogste plekken in de
regio, werd duidelijk waarom Israël zoveel strategisch belang hecht aan de
hoogten: het is de ideale plek om de Arabische buren in de gaten te houden (zie
foto). De wind kwam vanuit een noordoostelijke richting, waar amper 60
kilometer verder de dagelijkse ellende zich voortzet in Damascus, Syrië.
And I kid you not: we konden de artillerie tot
bij ons horen knetteren. Het stemde me tot nadenken: waarom kan die miserie
daar ook zo lang blijven duren? Amper een kwartier later stonden we in een
wijnboerderij de ene na de andere fles van Winery Odem te degusteren: van
Shiraz over Cabernet naar een Syrah, om af te sluiten met een dessertwijn of
twee. Er werd gulzig geproefd, gegrapt en gelachen, amper een kwartier nadat we
daar naar Syrië hadden zitten staren. Terug in de bus, met een fles Syrah in
mijn handen, kreeg ik toch wel wat schuldgevoel: hoe kon ik zo snel dat slechte
gevoel over Syrië uitschakelen? Ik ben dus eigenlijk exact hetzelfde als al die
Tel-Avivi’s, die elke dag hun cappucino’s drinken op zonnige terrasjes met hun Iphone
in de hand en dure zonnebril op het hoofd, terwijl amper 60 kilometer verder dat stukje miserie van een
Gazastrook ligt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten