zondag 26 januari 2014

In de voetsporen van Jezus



Een toerist die Israël bezoekt, doet dat meestal voor een weekje. Standaard staan er dan twee bestemmingen op het programma: Tel-Aviv en Jeruzalem, respectievelijk de culturele en politieke hoofdstad van het land. Tijdens ons eerste bezoek aan dit land, in april 2013, was dit niet anders. Maar toen al hoorden we van de ‘locals’ dat het blijkbaar serieus de moeite is om een keer naar het noorden te reizen. Noord-Israël biedt een aantal minder bekende, maar toch zeer interessante attracties zoals havenstad Haifa, de derde grootste stad van het land met als hoogtepunt de prachtige Baha’i tuinen (zie foto), Akko, een oude ommuurde stad die er wonderwel in slaagde om op het einde van de achttiende eeuw Napoleon buiten de stadsmuren te houden (zie foto), maar natuurlijk ook Nazareth. 
De haven van Akko

De Baha'i Gardens in Haifa, met een prachtig uitzicht over de stad

Iedere vrome Christen, of bij uitbreiding iedere Vlaamse jongen/meisje/man/vrouw heeft in de les godsdienst op de lagere school al meegekregen dat er iemand bijzonder in die stad heeft gewoond. Een man die blijkbaar water in wijn deed veranderen, maar ook een zevental stukjes brood en kleine visjes omtoverde in een feestmaal voor een hele meute hongerigen. Waar of niet waar, wij wilden best wel eens gaan kijken hoe het Nazareth anno 2014 nà Christus er precies uitzag. Dat bleek een relatief moderne stad te zijn, naar Midden-Oosterse normen (zie foto). Nadat de bus ons langs de snelweg had gedropt, slenterden we via de hoofdstraat richting hotel, vlakbij de oude stad. Wat meteen opvalt, is het feit dat dit een Arabische stad is: dat hoor je aan de taal, zie je aan de hoofddoeken, en ruik je aan de zoete geur van waterpijp die ons overal tegemoet kwam. “Welcome to Palestine”, zei één van de rondhangende jongeren terwijl hij me met een vurige blik aankeek. Ik knikte beleefd en zei “Thank you”. Blijkbaar woont de Joodse gemeenschap van Nazareth in het naburige “Nazareth Ilit”, wat zoveel als Nieuw-Nazareth betekent. Het zijn dus de Arabische moslims en christenen die in het Nazareth van Jezus Christus de plak zwaaien.



Eenmaal aangekomen bij het hotel bleek dat gesloten te zijn. Binnen was er geen beweging, zelfs geen licht. Even bellen naar het nummer dat ik nog net had genoteerd voor ons vertrek. “Hi sir, no sir, you did not book the Golden Crown Old City Hotel, you booked the Golden Crown Hotel, sir! You have GPS, sir?? Hotel is NOT in city center, sir!” Toegegeven, ik ben soms een verstrooide mens (zowel thuis als op het werk kunnen ze daarover meespreken), maar mij vergissen van hotel, neen. Eenmaal aangekomen in het hotel maakte Muhammad van de receptie al snel duidelijk wat er was gebeurd: alle boekingen van Old City waren simpelweg overgezet naar hen, want die mannen van Old City namen tien dagen verlof. Haha! Geen waarschuwing of niks. Enfin, we lieten het niet aan ons hart komen, dit hotel had een uitgebreid ontbijtbuffet en lag op een rustige heuvel buiten de stad, eens rustig slapen kan deugd doen als je de drukte van Tel-Aviv gewoon bent.

Als er ergens iets heiligs gebeurt, hebben Christenen de neiging er een kerk op te bouwen. Er moet dan ook veel heiligs zijn gebeurd in Nazareth, want de oude stad telt op haar relatief kleine oppervlakte een kerk of dertig. “This is the place where Mary heard that she was going to give birth to a child from God”, “this is the place where Mary went to get water from the spring”, etc. Komt toch wel zeer goed uit voor de lokale middenstand dat daar dan ook zoveel pelgrims op afkomen. Ten slotte is de woonplaats van Jezus tegenwoordig ook bekend om haar goede restaurants: Europese keuken met een Arabische toets. Het moest al van afgelopen zomer zijn geleden dat ik nog eens een biefstuk had gegeten, het heeft gesmaakt!

Op zondag trokken we dan met een tourbusje richting het meer van Galilea (nog zo’n vermeende mirakellocatie) en de Golanhoogten, een regio die Israël eenzijdig geannexeerd heeft na de Yom Kippur-oorlog in 1973, en internationaal niet unaniem erkend wordt als zijnde Israëlisch grondgebied. Er rijden dan ook voortdurend VN-busjes af en aan door die bergdorpjes. Op de top van Mount Bental, één van de hoogste plekken in de regio, werd duidelijk waarom Israël zoveel strategisch belang hecht aan de hoogten: het is de ideale plek om de Arabische buren in de gaten te houden (zie foto). De wind kwam vanuit een noordoostelijke richting, waar amper 60 kilometer verder de dagelijkse ellende zich voortzet in Damascus, Syrië. 



And I kid you not: we konden de artillerie tot bij ons horen knetteren. Het stemde me tot nadenken: waarom kan die miserie daar ook zo lang blijven duren? Amper een kwartier later stonden we in een wijnboerderij de ene na de andere fles van Winery Odem te degusteren: van Shiraz over Cabernet naar een Syrah, om af te sluiten met een dessertwijn of twee. Er werd gulzig geproefd, gegrapt en gelachen, amper een kwartier nadat we daar naar Syrië hadden zitten staren. Terug in de bus, met een fles Syrah in mijn handen, kreeg ik toch wel wat schuldgevoel: hoe kon ik zo snel dat slechte gevoel over Syrië uitschakelen? Ik ben dus eigenlijk exact hetzelfde als al die Tel-Avivi’s, die elke dag hun cappucino’s drinken op zonnige terrasjes met hun Iphone in de hand en dure zonnebril op het hoofd, terwijl amper 60 kilometer verder dat stukje miserie van een Gazastrook ligt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten