vrijdag 3 januari 2014

Oudjaar in Tel Aviv

Terug van weggeweest én onmiddellijk klaar voor oudjaar. Je moet wel weten dat de joden nu geen nieuwjaar vieren. Op de Joodse kalender valt dat ergens in September-Oktober. Toch zijn er enkele Amerikanen en Russen in Israël die het beetje bij beetje hier beginnen introduceren.  Gelukkig waren we niet alleen, want mijn nichtje Eleni en haar vriend Thomas zijn naar hier gereisd om samen met ons te vieren. We zijn eerst gaan aperitieven op Habima square.  Een groot plein dicht bij ons appartement waar je gezellig kan zitten luisteren naar muziek die uit de tegels komt. Soms is er ook Tango les en kan je kijken naar dansende paren. Heel bijzonder plein. 



Daarna zijn we gaan uiteten in Manta Ray, een heerlijk visrestaurant op het strand. Mét ongelooflijk heerlijke meze die je zelf mag kiezen van een grote schotel én ook superlekkere desserts!


















Dan hebben we een taxi genomen naar het Brown hotel, een bekend en superchic hotel in Tel Aviv, waar de kaarten voor nieuwjaar al weken op voorhand waren uitverkocht. We werden verwelkomd met een shotje vodka en voor ieder een stijlvolle 2014-bril. De avond kon beginnen. Tot 22u was er nog een open bar, dus haasten we ons voor nog gratis drank. Helaas had iedereen dat idee, dus hadden we elk maar 2 drankjes. Enfin, dat was eigenlijk al genoeg;). De aanwezige gasten waren een beetje ouder als ons, dertigers dus eigenlijk, maar gedroegen zich eerder lijk de pubers bij ons want ze zaten elkaar allemaal een tong binnen te draaien. Heel raar om zien.

Er was gezegd dat het een rooftop party was, dus wilden we graag naar boven, maar dat was blijkbaar enkel voor "hotelgasten". Daar liet Eleni zich echter niet door doen, en we stapten zelfverzekerd de lift in (zonder de mannen). "Excuse me, do you have a room here?" "Yes, on Zervas." En 't was gelukt, we waren op weg naar het dak:). Er was blijkbaar nog een ander koppel geslaagd om naar boven te glippen, waarvan de vrouw volledig deraan was om het op zijn Genks te zeggen. Ze lag te kotsen in een grote bloembak. En dat al om 22.30u. Ondertussen stuurden we de mannen een bericht "wij zijn op het dak geraakt, nu is't aan jullie." De mannen hadden echter wat meer pech, de jongen met zijn kamerlijst was vervangen door een serieuze bodybuilder met een kamerlijst. En hij had geen zin om de mannen naar boven te laten gaan. Na geduldig te wachten waren er echter anderen die de lift naar boven wilden nemen. De bodybuilder ging er naartoe en er ontstond een hevig dispuut. De jongens maakten van de gelegenheid gebruik om zo snel via de traphal naar boven te glippen. Ondertussen was Eleni al zo vrij geweest om tegen iedereen te zeggen "she's a doctor", zodat ik tipsy die vrouw moest nakkijken. Dus checkte ik haar pols maar en keek met mijn gsm-licht naar haar pupillen. Ik moest toch iets doen;). Ze kon haar naam nog zeggen, dus dat leek mij voor de omstandigheden nog wel oké. Maar blijkbaar geloofden ze der nie veel van, want hare vent die tussen haar benen op haar lag zei "and I'm a gynaecologist". Enfin, zo geraakten we aan de praat met een jood van Parijs die een tijdje in Tel Aviv had gewoond. Maar het kon ook een Canadees zijn die al 5 jaar in Tel Aviv woonde. Hij veranderde zijn verhaal constant, en was dus niet echt betrouwbaar. Hoewel, hij was wel echt geïnteresseerd in de diamant op mijn trouwring (hij nam er zelfs een foto van), dus ik denk dat hij wel degelijk joods was:).
En dan plots was het 00.00u. Hééél in de verte was een piepklein vuurwerkje te zien. Geen geroep of gejuich, geen aftellende klok, geen neerdwalende confetti, maar het was wel heel bijzonder want we vierden nieuwjaar op het dak van een hotel in Israël waar we niet hoorden te zijn samen met onze beste vrienden! Dan kan 2014 toch niet beter beginnen, toch?


woensdag 18 december 2013

Vrijdag de dertiende



Zoals jullie hebben kunnen lezen in mijn vorige post, kon ik de geplande conferentie van afgelopen donderdag op mijn buik schrijven. Catherine en ik hadden maanden geleden al vastgelegd dat we het daaropvolgende weekend ook in Jeruzalem zouden doorbrengen. Op het programma stond wat christmas-shopping, samen iets gaan eten en op zaterdag ook een uitstap maken naar de Palestijnse West Bank. De sneeuw leek echter roet in het eten te gaan gooien. Toen we op vrijdagochtend het Israëlisch weerbericht bekeken, overwogen we dan ook om ons weekend gewoon te annuleren. Maar dat ging natuurlijk niet zomaar: onze overnachting in Jeruzalem was non-refundable, en de tourorganisatie zou ons niet zomaar willen terugbetalen, twee dagen voor de uitstap. Om die reden hakten we uiteindelijk de knoop door. We zouden de trip toch maken, maar veiligheid boven alles met die hoeveelheid sneeuw: we zouden de trein nemen, en niet de sherut of eender welk ander transport op vier wielen.

Omstreeks half één stapten we op de trein in Tel Aviv. Terwijl Catherine wel regelmatig spoort om te babysitten op haar favoriete tweeling, was het voor mij nog maar de tweede treinrit in dit land. En eigenlijk beviel het me wel: lekker warm (ah ja, want bij de minste vrieskou wordt de verwarming hier op maximum gezet), comfortabele zetels en vrij goedkope tickets (ongeveer 3 euro voor een enkel ritje van een dik uur tussen de twee grote steden). Maar na amper twee haltes liep het mis. We stonden stil in een klein stationnetje, genaamd Kfar Habbad. Al snel kwam er een mededeling over de intercom. In het Hebreeuws. Helaas begrijpen we daar nog steeds geen knijt van, maar ik hoorde wel verschillende keren het woordje Slicha. Het is een woord dat je Israeli’s niet zo snel zult horen uitspreken, en betekent ‘excuseer’. Daaruit konden we afleiden dat het wel een tijdje zou duren vooraleer we onze rit zouden voortzetten. En inderdaad: een half uur werd een uur, en een uur werd een anderhalf uur. Het was al lang niet meer aan het sneeuwen, maar er was wel veel regen. Regen! Stel je voor, de horror! Het was in ieder geval voldoende om het treinverkeer volledig lam te leggen. De soldaten in onze wagon hielden het niet langer vol, en belden een taxi om hen op te pikken in Kfar Habbad. Amper een kwartier na hun vertrek kwam de trein terug in beweging. Om twee minuten later opnieuw stil te vallen. “Zouden we er met de sherut al zijn geweest?” is één van die typische dingen die door uw hoofd spoken op dat soort momenten.




 Maar geen erg. Het was vrijdagnamiddag (dus weekend), zolang we maar veilig en wel op onze bestemming zouden geraken. Omstreeks half vier arriveerden we in station Jerusalem Malcha, de laatste halte op de route. Malcha is een wijk met onder andere een leuk winkelcentrum en het moderne stadion van voetbalclub Beitar Jeruzalem, maar ligt helaas een stevige zeven kilometer van het echte stadscentrum af. Geen probleem, denk je dan: dit is een treinstation, en dus zullen er meer dan voldoende taxi’s staan om ons op te pikken. Ik had echter één zaak over het hoofd gezien: het begon stilletjes aan te schemeren, wat het begin van de Shabbat inluidde. In Tel-Aviv zou het NOOIT een probleem zijn om een taxi te vinden op Shabbat. In Jeruzalem duidelijk wel. De drie taxi’s die zich nog de moeite hadden gedaan om aan het station te wachten, waren al lang ingepalmd. Er zat niets anders op dan te voet te vertrekken, in de hoop om onderweg ergens een taxi te kunnen flaggen langs de weg. 

Ondertussen was het echter stevig beginnen sneeuwen, en ik had er domweg ook niet aan gedacht een kaart van de stad mee te pakken. Niet dat Malcha op zo’n kaart zou staan, het ligt veel te ver uit het centrum. Maar toch, beginnersfout. Waar we sowieso niet aan gedacht hadden toen we onze koffers pakten richting Israël, ondertussen ruim twee maanden geleden, was winterkleren in te pakken. We spreken dus over een bijzonder frisse wandeling met zomerjas en –schoenen. Na een dik uur wandelen kwamen we vier lotgenoten tegen, waaronder een zekere David Miles, een Amerikaanse jood die in Jeruzalem woont. Zo zijn er trouwens heel veel, maar dat geheel terzijde. Hij was zo vriendelijk ons de weg te wijzen richting stadscentrum en lachte zijn tanden bloot tussen de vele sneeuwvlokken toen we hem vertelden dat we op weekend waren in de stad. “Wow, you really chose the wrong time to go to Jerusalem!”. Jaja, we know. En toen gebeurde het. Een taxi! De groep gooide zich praktisch voor het voertuig en de chauffeur deed verveeld zijn raampje naar beneden. “Old city, bevakasha!” “No I’m sorry, I’m going home for shabbat.” En dat was het dan. De sneeuw begon zich stilaan serieus op te stapelen en onze sokken waren natuurlijk al lang kletsnat. Na dik anderhalf uur stappen was er dan toch de verlossing: onze vriend David Miles, die ondertussen al een halve kilometer achter ons hing, had een Arabische taxichauffeur gevonden. Ha ja, die vieren natuurlijk geen Shabbat! Ze waren zo vriendelijk ons het voorstel te doen de taxi te delen. De chauffeur wou wel 60 shekel (ongeveer 12 euro). Al had die rit honderd euro gekost, ik had het voorstel nog aanvaard.

Aangekomen in Jeruzalem was het nog zo’n twintig minuten wandelen naar ons hotel. De straten waren nu volledig ondergesneeuwd en de koude wind leek door mijn gezicht te snijden. Geen zorgen, we zijn er bijna, straks een lekker warm douchke pakken. Met doorweekte kleren en een rood aangelopen gezicht strompelden we de lobby van ons hotel binnen. “Are you okay?” vroeg de receptionist enigszins bezorgd, maar toch vooral uit beleefdheid. Na het inchecken – en betalen –  was er nog wat bijkomende informatie: “breakfast is at seven, this is a map of the city,… And oh yes, I’m afraid there is no hot water. The pipes are frozen because of the snow. Sorry!” De manier waarop hij dat laatste er zo tussen moffelde bracht me eigenlijk bijna aan het lachen. Vanaf onze aankomst in het hotel had hij waarschijnlijk al zitten nadenken over hoe hij dit nieuws aan ons, twee verkleumde real life sneeuwmannen, zou moeten overbrengen. Het deed me ook denken aan mijn geliefde Fawlty Towers, want dit is exact hoe Basil het zou hebben aangepakt. “We maken er het beste van”, zei ik tegen Catherine terwijl we de trap op strompelden. De kamer zag er degelijk uit: groot bed, veel ruimte en een moderne badkamer. “Brr, het is hier precies wel fris, effe de verwarming opzetten”. In Israël hebben de meeste hotels een toestel dat zowel de rol van verwarming als airconditioning op zich neemt. Ik kreeg het ding echter niet aan de praat. Misschien lag het aan mijn beperkte technische bagage. Na een telefoontje kwam de receptionist rap even checken. Nope, geen verwarming. “I will bring you an electric heater!”, je weet wel, die toestelletjes die supermilieuvriendelijk zijn en negen keer van de tien voor kortsluiting zorgen. Slaap wel.



De volgende ochtend trokken we onze natte, ijskoude kleren aan en kwam het nieuws binnen dat onze trip naar de West Bank, de reden waarom we in de eerste plaats in Jeruzalem verbleven, was afgelast. Zucht. Ze zou nu op zondag plaatsvinden. Dat betekent een dag langer blijven in de spookstad die Jeruzalem wordt tijdens een shabbat + sneeuwstorm. We boekten online snel een kamer in een ander hotel, en na het ontbijt (dat trouwens zeer goed was) checkten we uit. Langs ons stond een Russische vrouw tranen met tuiten te wenen omdat haar kamer ijskoud was. De receptionist had haar drie verschillende kamers gegeven, alle drie even koud. Ze wou met de manager spreken, en de manager moest Russisch kunnen. Opnieuw: Fawlty Towers-toestanden.

Enfin, het tweede hotel werd uitgebaat door Russen, en die weten duidelijk wel van wanten: er was warm water, er was een échte verwarming, maar de ontvangst was dan weer koud. Geen erg, ik heb nog nooit zo genoten van een hete douche. Dat maakte werkelijk àlles goed. Na een namiddagje rondhangen aan de Western Wall en de heilige Grafkerk zochten we ’s avonds nog een plek om rap iets te gaan eten. Twee uur heeft het geduurd vooraleer we iets hadden gevonden. Urgh, ben ik blij dat ik niet in Jeruzalem woon. Heel plezant allemaal om te beleven als toerist met zon op het hoofd en een camera rond de nek, maar een ramp om ook maar iets te willen doen op Shabbat. En plus zijn veel mensen met een radicale mening, en té veel religiositeit. Neen, voor ons is het Tel Aviv all the way: strand, cafés, restaurants en 24/7 wel iets te beleven.

donderdag 12 december 2013

Een dag om niet snel te vergeten



12 december 2013. Het had één van de professionele hoogtepunten van mijn verblijf in Israël moeten worden. In Jeruzalem vond er namelijk een internationale conferentie plaats voor doctoraatsstudenten. Dat het om een conferentie gaat is op zich niet zo speciaal: ieder jaar is er wel een uitgebreid aanbod aan dat soort uitstapjes, soms zelfs op de meest exotische plaatsen. Maar het bijzondere van deze conferentie was dat ik er één van de toonaangevende onderzoekers uit mijn vakgebied zou ontmoeten. Dat is helaas helemaal anders uitgedraaid.

Mijn dag begon uiteraard in Tel-Aviv, waar de wekker al om kwart voor zes een einde maakte aan – andermaal – een slechte nacht. Ik was niet verder geraakt dan drie uur slaap. Dat had niets te maken met zenuwen voor de conferentie, ik was goed voorbereid en ik keek er vooral naar uit om nog eens naar Jeruzalem af te zakken. Maar sinds we op dit appartement wonen, heb ik het regelmatig moeilijk de slaap te vatten. Een gewoonte die ik lijk over te nemen van mijn wederhelft, avondmens pur sang.

Toen ik de voordeur achter mij dichttrok, kwamen de hagelbollen me tegemoet. De laatste dagen had het al flink gestormd hier in Tel-Aviv, en dat leek vandaag niet anders te gaan zijn. Hmm, geen paraplu om mezelf en mijn beste paar schoenen te beschermen. De koffiezaak tegenover ons appartement was gelukkig wel al open. Met een americano in de hand wandelde ik richting straathoek waar de sheruts passeren. Je weet wel, die minibusjes die de klok rond de hele stad doorkruisen. Blijkbaar niet bij slecht weer. Na een half uur bibberen besloot ik toch maar een taxi te nemen richting busstation.

Op het busstation (het was ondertussen bijna zeven uur) stapte ik snel over op een sherut naar Jeruzalem. Om negen uur zou de conferentie beginnen, ik had dus nog ruim twee uur. Jeruzalem is een uurtje rijden vanuit Tel-Aviv. Maar ja, er moest maar eens een file zijn op de snelweg, of zo. Op de sherut probeerde ik vooral wat te rusten en te overlopen wat ik allemaal zou zeggen tijdens mijn presentatie. Maar net voorbij halfweg begint een andere passagier luid te roepen en enthousiast naar buiten te wijzen: het was beginnen sneeuwen. Onmiddellijk haalde iedereen op de sherut zijn smartphone boven om foto’s te trekken. Ik haalde mijn schouders op: sneeuw, wauw zeg, big deal.

Maar al snel werd duidelijk dat dit niet zomaar een paar waterige sneeuwvlokjes waren. Het begon steeds heviger te sneeuwen, het verkeer begon te vertragen en ik maakte me stilaan wat ongerust. Zou ik er nog wel op tijd geraken? Ik vroeg de chauffeur of hij langs het busstation in West-Jeruzalem zou passeren. Daar kon ik overstappen op een bus richting universiteitscampus in Oost-Jeruzalem. De man keek me aan alsof hij nog nooit in zijn leven een woord Engels gehoord had. Een oudere Arabische medepassagier kwam echter al snel ter hulp: hij speelde tolk Engels-Arabisch voor mij en de chauffeur, en vertelde me dat we helemaal niet langs het busstation zouden passeren. Shit! Hoe geraak ik nu in godsnaam op de campus? Het verkeer zat op dat moment ook volledig vast.

You want to go to Hebrew University? I will help you, let’s get off the bus here.” Ik wist niet wat ik hoorde. De interim-tolk was helemaal niet op zijn bestemming aangekomen, maar stapte samen met mij af om de weg te tonen. Op de koop toe hield hij zijn paraplu ook nog eens boven mijn hoofd. 

“Where are you from, my friend?”
 
Belgium.” 

“Very nice. You know, I don’t live here in Jerusalem, I live in Jaffa.”

Jaffa, hoe kon het ook anders. Nog een reden waarom ik dat gezellige havenstadje bij Tel-Aviv nooit meer zal vergeten. De Arabische weldoener leidde mij richting een groot plein waar twee dozijn bussen willekeurig door elkaar geparkeerd stonden. We bevonden ons op het Arabische busstation in Oost-Jeruzalem, waar alle bussen richting Ramallah, Hebron, Nablus en andere steden op de West Bank vertrokken. De man vroeg aan iedere voorbijganger op welke bus ik best zou stappen. Hartverwarmend was het. Nadat ik de juiste bus gevonden had, bedankte ik mijn redder in nood uitvoerig: het was op dat moment al 08u40, en zonder hem had ik het nooit op tijd gehaald.

Ik nam plaats op de eerste rij zodat ik de weg goed in de gaten kon houden. De buschauffeur dronk drassige koffie, gooide zijn brandende sigarettenpeuk nonchalant tegen de deur van de bus en speelde luide Palestijnse muziek die veel te enthousiast klonk voor een ochtend vol verkeersellende. Om 08u55 was het dan zover: ik had mijn bestemming bereikt, stipt op tijd! In een opperbeste stemming wandelde ik richting conferentieruimte. Daar kwam ik al snel een Leuvense collega tegen.

“Heb je het gehoord van de conferentie?”

“Neen… Hoezo?”

“De workshops zijn afgelast door de hevige sneeuwval. De helft van de deelnemers en professoren geraken niet tot hier.”

Inderdaad. Ik was drie uur onderweg geweest voor niets. Alle aanwezigen werden samengeroepen, er werd gesproken over onvoorziene omstandigheden en excuses werden aangeboden. And that was it. Sterker nog, er werd ons meegedeeld dat de autoriteiten de universiteitscampus zo snel mogelijk wilden afsluiten en iedereen evacueren. Is dat niet een beetje overdreven? Het gaat hier maar om sneeuw, jongens. Blijkbaar was het de eerste keer in 40 jaar dat het in december sneeuwde in Jeruzalem, en de zwaarste sneeuwstorm in zestig jaar. Die mensen zijn dat dus niet gewoon.

Na die afkondiging ging ik toch snel kennismaken met twee collega’s uit mijn workshop. We hadden elkaars paper gelezen en wisselden snel de bijhorende opmerkingen uit. Twee minuten heeft deze conferentie dus geduurd voor mij. Daarna brak er complete chaos uit in de zaal. 

“You need to get to Tel Aviv?”

“Yes.”

“You should go right now, they are going to close the freeway and you will be stuck here overnight if you’re too late. Public transport has stopped and there is no taxi service.”

Dat klinkt allemaal nogal dramatisch. Maar bon, ik begon toch maar eens rond te horen voor vervoer. Een Israëlische studente uit Ramat Gan bood me een lift aan. Ze had nog één plaatsje over in haar kleine Peugeot. Een bont gezelschap was het: een tweede Israëlische studente die in Berlijn studeerde, een derde die eigenlijk in Londen woonde en een jonge gast die bezig was aan zijn master Internationale Relaties, maar vooral ook paratrooper was in het Israëlische leger en daar blijkbaar bezig was met het uitbouwen van een succesvolle militaire carrière. Er werd onderweg vooral veel Hebreeuws gesproken, druk overleggend welke route we zouden nemen om richting Tel-Aviv te rijden. Het sneeuwtapijt was ondertussen toch wel serieus aangedikt, zelfs naar Belgische normen. “It’s the first time I drive in this kind of weather!” vertelde het Israëlische meisje vrolijk. Met één hand hield ze haar stuur vast, met de andere hand trok ze foto’s van het witte landschap. Onze auto slipte voor een derde keer in een goeie honderd meter.

“Arba Shaloosj!” riepen ze door elkaar, waaruit ik kon opmaken dat we snelweg 43 zouden nemen. Ondertussen haspelde de Israëlische Siska Schoeters de verkeersinformatie af op de radio. En inderdaad, snelweg Arba Shaloosj was nog open. De paratroeper kreeg het idee om een andere route te nemen naar de snelweg, met een kort stukje door een Arabische wijk. Stapvoets rijdend passeren we een groep Arabische kinderen, die ons op een stevige lading sneeuwballen trakteerden. Hoe onschuldig het ook was, het deed me onmiddellijk denken aan die verhalen over Palestijnse kinderen die stenen gooien naar Israëlische soldaten. In de auto wordt er flauw gelachen naar de kinderen, de paratrooper staart streng voor zich uit en geeft geen krimp.

Eenmaal op de snelweg slaakte iedereen een zucht van opluchting: we hadden het gehaald! De weg was vrij en het verkeer verliep terug vlot. Na een half uurtje rijden stopten we aan een tankstation: even de benen strekken en het toilet opzoeken. Het meisje uit Londen deelde snacks uit, waaronder de beste dadels die ik ooit in mijn leven zal eten. Toen we Tel-Aviv binnenreden hoorden we over de radio dat ook snelweg Arba Shaloosj werd afgesloten door het weer. Geen conferentie dus, maar wel een dag die ik niet snel zal vergeten.